ECLI:NL:RBROT:2020:1386

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589023 / JE RK 20-9
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de gezinsverhoudingen en opvoedsituatie

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 30 december 2019 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderrechter heeft de zaak op 13 februari 2020 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen, de ouders, een vertegenwoordigster van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De ouders hebben het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie, de samenwerking tussen de ouders en de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek, terwijl de vader heeft aangegeven dat het goed gaat met [naam kind 1] sinds hij tijdelijk bij hem verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er verstoorde gezinsverhoudingen zijn. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een gedwongen kader noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 17 februari 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589023 / JE RK 20-9
datum uitspraak: 17 februari 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2007 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
30 december 2019, ingekomen bij de griffie op 2 januari 2020.
Op 13 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
[naam kind 1] en [naam kind 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van een verstoorde gezinsverhouding. De ouders kunnen niet goed samenwerken en hebben verschillende visies over de opvoeding. De moeder heeft geen regie meer over de kinderen en is overbelast. Ook vertoont [naam kind 1] zelfbepalend gedrag en heeft hij moeite met zijn emotieregulatie. [naam kind 2] gaat niet naar school. De ouders hebben oppervlakkig aan de problematiek gewerkt en de moeder is niet altijd gemotiveerd voor de hulpverlening. Het vrijwillig kader is ontoereikend. Het is belangrijk dat er rust komt in de thuissituatie.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij de Raad. Er moet zicht komen op de opvoedsituatie zowel bij de moeder, als bij de vader.
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de Raad verzet. De moeder heeft jarenlang verschillende vormen van hulpverlening ingezet en overal aan meegewerkt. [naam kind 1] verblijft sinds korte tijd bij de vader, waardoor er momenteel rust is in de thuissituatie en de moeder een betere band met [naam kind 1] heeft. Het verblijf van [naam kind 1] bij de vader is tijdelijk, in ieder geval voor dit schooljaar. De moeder is nu in staat om ervoor te zorgen dat het goed gaat in de thuissituatie.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij wil dat [naam kind 1] definitief wordt ingeschreven op het adres van de vader. Het gaat goed met [naam kind 1] . Daarnaast heeft de vader al lange tijd geen contact met [naam kind 2] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie. Ook zijn er verstoorde gezinsverhoudingen, zowel tussen de ouders als tussen de ouders en de kinderen. [naam kind 1] vertoont zelfbepalend gedrag en heeft moeite met zijn emotieregulatie. Sinds kort verblijft hij bij de vader, waar het beter met hem gaat. Bij [naam kind 2] is sprake van schoolverzuim. Ook heeft zij al lange tijd geen contact met de vader. Het is in het belang van de kinderen dat er rust en stabiliteit komt in de opvoedsituatie. Ook zal gewerkt moeten worden aan het contactherstel tussen [naam kind 2] en de vader. De inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft onvoldoende resultaat opgeleverd. De kinderrechter is van oordeel dat een gedwongen kader noodzakelijk is om middels hulpverlening de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind 1] en [naam kind 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 17 februari 2020 tot
17 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2020 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.