In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 30 december 2019 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderrechter heeft de zaak op 13 februari 2020 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen, de ouders, een vertegenwoordigster van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De ouders hebben het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie, de samenwerking tussen de ouders en de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek, terwijl de vader heeft aangegeven dat het goed gaat met [naam kind 1] sinds hij tijdelijk bij hem verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er verstoorde gezinsverhoudingen zijn. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een gedwongen kader noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 17 februari 2020.