ECLI:NL:RBROT:2020:1406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/10/590146 / FA RK 20-408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Rotterdam, op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 23 januari 2020 is ingediend, met als doel verplichte zorg te verlenen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende medische documenten en verklaringen overgelegd, waaronder een medische verklaring van psychiater E. Faroeqie en een zorgplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De verleende zorgmachtiging geldt voor de maximale duur van zes maanden, tot en met 6 augustus 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Kuilenburg en schriftelijk uitgewerkt op 18 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590146 / FA RK 20-408
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 februari 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman, afdeling Lariks te Rotterdam,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen op 23 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door E. Faroeqie, psychiater, van 18 januari 2020;
  • de zorgkaart van 20 januari 2020 met bijlagen;
  • het zorgplan van 16 januari 2020 met bijlagen;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 februari 2020, in voornoemde verblijfplaats van betrokkene.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • N. Celikoglu, arts in opleiding tot psychiater, verbonden aan Antes, locatie Bouman te Rotterdam, vergezeld door een collega;
  • [naam] , broer van betrokkene.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene leidt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie. Hoewel betrokkene betwist dat hij is belast met een psychische stoornis, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan het medisch oordeel van de psychiater op dat punt.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel (als bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz), gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing alsmede maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene is aanvankelijk in het kader van een crisismaatregel opgenomen geweest omdat het niet goed ging met betrokkene. De (thuis)situatie werd voor de ouders van betrokkene onhoudbaar. Betrokkene kampt met hevige angst – hetgeen voortvloeit uit zijn psychotische beleving – wat ertoe leidt dat hij met een mes in zijn zak op straat loopt. De kans is aanzienlijk dat dit tot gevaarlijke situaties kan leiden. Om de angst te temperen nuttigt betrokkene alcohol, hetgeen maakt dat hij agressief wordt jegens zijn ouders en op straat zwerft. Ter zitting verklaart de arts dat gedurende de opname, zoals ook in de thuissituatie, achterdochtige ideeën en psychotische wanen bij betrokkene zijn te zien. Bovendien weigert betrokkene medicatie – hetgeen de arts essentieel voor de behandeling acht – en evenmin is sprake van ziekte-inzicht, wat als gevolg heeft dat de situatie onhoudbaar blijft.
Ook bij de behandeling ter zitting is duidelijk dat er sprake is van wanen, althans van ideeën die geen concrete grond in de realiteit lijken te hebben en dat er geen ziektebesef dienaangaande is bij betrokkene. De advocaat van betrokkene onderkent dat hem dat in zijn contacten met betrokkene ook is opgevallen.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:4 Wvggz nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank betrekt hierbij dat betrokkene voorheen op vrijwillige basis is opgenomen geweest, maar dat dit niet goed ging. Bovendien heeft betrokkene geen ziekte-inzicht. Derhalve is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaat uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, nu ter zitting is gebleken dat deze niet nodig zijn om het nadeel af te wenden.
2.2.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Zolang betrokkene medicatie weigert, zal er niets aan het ziektebeeld veranderen en zullen de nadelen onverkort blijven bestaan. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg alsmede aan de uitgangspunten van de Wvggz is voldaan. Aangezien het een eerste zorgmachtiging betreft, zal deze worden verleend voor de maximale duur van zes maanden, hetgeen noodzakelijk is het doel van verplichte zorg te bewerkstelligen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 augustus 2020.
Deze beschikking is op 6 februari 2020 mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van M. Mesiha, griffier, en op 18 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.