Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking verlenging uithuisplaatsing
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het aangehouden verzoek
Het standpunt van belanghebbenden
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, en een vertegenwoordigster van de GI. De moeder heeft aanvankelijk positief gestaan tegenover de uithuisplaatsing, maar heeft haar zorgen geuit over de schoolontwikkeling van [voornaam minderjarige] en een incident waarbij [voornaam minderjarige] lastiggevallen werd op straat.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] uit huis is geplaatst vanwege zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder, die zelf met persoonlijke problematiek kampt. Ondanks dat de moeder positieve stappen maakt, is zij onvoldoende in staat om te voldoen aan de specifieke opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 6 september 2020, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2020.