Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 april 2019, met producties 1 tot en met 122,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3,
- de oproepingsbrief van 10 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- de nagezonden producties 123, 124 en 125 aan de zijde van [eiser] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2019.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vordering klantendossiers ad € 27.702,11
[naam dossier 3],
[naam dossier 4]en
[naam dossier 5]betaling van respectievelijk € 1.415,70, € 1.962,- en € 1.181,25. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij deze bedragen op basis van de overeenkomst aan Thier da Paz is verschuldigd, maar hij stelt dat hij voormelde bedragen heeft verrekend met twee klantendossiers ( [naam dossier 1] en [naam dossier 2] ) waarin Thier da Paz niet de verschuldigde 50% provisie van respectievelijk € 3.125,- en € 1.800,- aan [gedaagde] heeft betaald.
[naam dossier 2]vordert Thier da Paz een bedrag van € 1.039,88. Thier da Paz stelt dat [gedaagde] in dit dossier ‘ernstige fouten’ heeft gemaakt en dat de schade die Thier da Paz hierdoor heeft geleden moet worden vergoed. Als gevolg van de door [gedaagde] gemaakte fouten heeft Thier da Paz aan de klant een korting moeten verlenen van € 975,- (€ 1.179,75 inclusief btw). Dit betreft misgelopen courtage en op grond van de provisieregeling heeft Thier da Paz recht op de helft van dit bedrag, vermeerderd met een vergoeding van € 450,- voor de door [eiser] besteedde uren (€ 1.179,95 ÷ 2 + € 450,- = € 1.039,88), aldus Thier da Paz.
[naam dossier 6]stelt Thier da Paz dat [gedaagde] werkzaamheden heeft uitgevoerd tegen een overeengekomen courtage van € 2.250 inclusief btw. Thier da Paz vordert betaling van de helft van dit bedrag, te weten € 1.125,-. [gedaagde] betwist dat hij in dit dossier werkzaamheden heeft verricht.
[naam dossier 7]stelt Thier da Paz dat [naam bedrijf 1] heeft bemiddeld bij de aankoop van de betreffende woning (punt 54 van de dagvaarding) en dat [gedaagde] hierbij betrokken is geweest. [gedaagde] betwist dat hij in voormeld klantendossier werkzaamheden heeft verricht; volgens hem was hij toen al bij het kantoor vertrokken.
[e-mailadres]heeft gestuurd (productie 62). Zowel de aan- en afmelding van de woning alsook het versturen van de e-mail heeft dus plaatsgevonden ná het vertrek van [gedaagde] bij [naam bedrijf 1] in april 2015. Gelet hierop en gelet op de betwisting van [gedaagde] , heeft Thier da Paz onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde] in voormeld klantendossier überhaupt werkzaamheden heeft verricht (nog afgezien van de vraag of die werkzaamheden onder de provisieregeling zouden vallen). Reeds hierom zal de vordering van € 1.315,88 worden afgewezen.
[naam dossier 8]is tussen partijen niet in geschil dat de opdracht is ingetrokken en dat de klant € 423,50 aan opstartkosten is verschuldigd die ten goede komen van [naam bedrijf 1] . Thier da Paz stelt dat [gedaagde] nooit een nota heeft opgesteld waardoor de betreffende kosten nooit bij de klant in rekening zijn gebracht, hetgeen [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv zal Thier da Paz worden toegelaten bewijs te leveren van de gestelde tekortkoming.
[naam dossier 9]bij [naam bedrijf 1] geen betaling van de bij de klant in rekening gebrachte opstartkosten van € 544,50 is ontvangen. Thier da Paz stelt dat was afgesproken dat [gedaagde] ook verantwoordelijk was voor het innen van openstaande rekeningen van [naam bedrijf 1] . [gedaagde] betwist dit; volgens hem was afgesproken dat [eiser] dit zelf zou doen.
[naam dossier 10]is tussen partijen niet in geschil dat de verschuldigde courtage bij de klant in rekening is gebracht. Ook hier stelt Thier da Paz dat geen betaling van de klant is ontvangen, terwijl - naar de rechtbank begrijpt - [naam bedrijf 1] de helft van de provisie wel betaald heeft aan [gedaagde] . Gelet op hetgeen in 4.15. is overwogen met betrekking tot het innen van openstaande posten, wordt ook de vordering van € 1.134,38 als onvoldoende onderbouwd gesteld afgewezen.
5.De beslissing
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2020 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
Administratie handel en haven, afdeling roladministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10554- en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- en de wederpartij moeten toesturen;
rol van 4 maart 2020voor het nemen van akte als bedoeld in r.o. 4.9., eerst aan de zijde van
[gedaagde]en verstaat dat Thier da Paz daarop zal mogen reageren;