ECLI:NL:RBROT:2020:1478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
10/710057-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reeks gewelddadige berovingen door jongeren uit Rozenburg via datingsites

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij een reeks gewelddadige berovingen gepleegd door een groep jongeren en enkele meerderjarigen uit Rozenburg. De slachtoffers werden gelokt via datingsites en apps, waarna zij werden overvallen en beroofd van hun bezittingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende data en locaties, waaronder Spijkenisse en Brielle, meerdere slachtoffers heeft mishandeld en beroofd. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de berovingen, maar heeft zich op bepaalde punten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld, zoals het houden aan een meldplicht en het volgen van behandeling. De rechtbank heeft ook contactverboden opgelegd met de slachtoffers en medeverdachten. De ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het recidiverisico van de verdachte zijn zwaar meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/710057-19
Datum uitspraak: 18 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.N.J. Molendijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 17 januari 2020, 30 januari 2020 en 4 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 primair, 4 primair en 8 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de meldplicht en een avondklok, zich laat behandelen bij de Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling en meewerkt aan Multi System Therapy (hierna: MST) van de Viersprong;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met
de aangevers en de medeverdachten, waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 1 week vervangende jeugddetentie geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden jeugddetentie, een proeftijd van 2 jaren en dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 4
4.1.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het onder 4 subsidiair ten laste gelegde, openlijke geweldpleging, kan wel wettig en overtuigend bewezen worden nu de verdachte - naar eigen zeggen - de enige persoon ter plaatse is geweest met een taser, uit de beelden volgt dat hij in de buurt van het slachtoffer is geweest en uit de letselverklaring van het slachtoffer blijkt dat hij met een taser in zijn gezicht is geraakt.
4.1.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Nu de verdediging zich heeft gerefereerd, zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Ook is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Op basis van de stukken is onvoldoende komen vast te staan dat het letsel in het gezicht van de aangever is veroorzaakt door een taser, nu een letselverklaring of andere medische informatie daarover ontbreekt. Bovendien ontbreekt het aan bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte nu juist degene is geweest die de aangever heeft getaserd. Op de beelden is dat niet te zien en de verdachte ontkent dat hij dat is geweest.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 6
4.2.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 6 ten laste gelegde vernieling van een auto wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de auto van de aangever is vernield door de banden lek te steken en een buitenspiegel van de auto te trappen. Bij de rechtbank ontbreekt echter de overtuiging dat nu juist de verdachte dit heeft gedaan, omdat de aangever meerdere omschrijvingen - in de vorm van een signalement en door het overleggen van foto’s - geeft van de dader en die omschrijvingen op verschillende personen lijken te duiden. De rechtbank herkent de verdachte niet in de persoon op de door de aangever overgelegde foto’s.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 8
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 8 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1, 2, 5 en 7
De verdachte heeft het onder 1, 2, 5 en 7 ten laste gelegde bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewijswaardering feit 3
4.5.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu de diefstal van de scooter niet aan de verdachte toegeschreven kan worden. Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, het medeplegen van mishandeling, kan wel wettig en overtuigend bewezen worden nu de verdachte het slachtoffer van de scooter heeft afgeslagen.
4.5.2.
Beoordeling van feit 3 primair
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, overweegt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 3 primair tenlastegelegde het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met de andere verdachten op 6 maart 2019 van plan was om een veronderstelde pedofiel te beroven en daarom in de buurt was van diens woning in Hellevoetsluis. Hoewel de verdachte en zijn medeverdachten niet vooraf het plan hadden om de aangever te beroven, is dit vervolgens wel gebeurd. Op het moment dat de aangever langs de verdachten liep en zag dat zij een peuk op de grond gooiden, sprak hij hen daarop aan. Hierna werd hij door meerdere personen geslagen, geschopt en tegen de grond gewerkt. De verdachte heeft de aangever naar eigen zeggen een stoot gegeven, waarna de aangever van zijn scooter viel.
Uit de broekzak van de aangever is zijn scootersleutel weggenomen en de verdachten hebben geprobeerd zijn portemonnee af te nemen. Vervolgens is de scooter van de aangever gepakt en in de sloot gereden. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte de sleutel van de aangever heeft afgenomen en hij ook niet degene is geweest die de scooter de sloot in heeft gereden, heeft hij - naar eigen zeggen - niets gedaan om de medeverdachten tegen te houden. Integendeel, hij is begonnen met het uitoefenen van geweld jegens de aangever.
Gelet op het feit dat de scooter (met sleutels) zonder toestemming buiten de macht van de aangever is gebracht - terwijl de aangever werd mishandeld door andere verdachten -, is reeds sprake van wederrechtelijke toe-eigening, zodat dit feit kan worden gekwalificeerd als diefstal met geweld.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten -
die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering - is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het onder 3 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen bewezen en kan ook de diefstal van de scooter hem worden toegerekend en bewezen worden verklaard.
4.5.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 27 februari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening heeft weggenomen een telefoon en beeldscherm en paspoort en bankpas en sigaretten en aansteker, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en
/bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en
/gemakkelijk te maken enom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (meermalen)
- ( onverhoeds) betreden van de woning van die [naam slachtoffer 1] en- vastpakken en optillen en verplaatsen van die [naam slachtoffer 1] en
- tonen en op
/de keel van die [naam slachtoffer 1] plaatsen/drukken van een mes en- met tape vastbinden van de handen en benen
/van die [naam slachtoffer 1] en- plaatsen van tape over de mond van die [naam slachtoffer 1] en- slaan en stompen tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer 1] (terwijl die [naam slachtoffer 1] gekneveld op de grond lag) en
- doorzoeken van de kleding en woning van die [naam slachtoffer 1] en- bovenop die [naam slachtoffer 1] gaan en blijven zitten en- zeggen tegen en roepen naar die [naam slachtoffer 1] :
* "We willen geld, Waar is die
300?" en* "Waar is je pinpas?" en
/* "Wat is pincode?” en
* "We willen geld. Als we geen geld vinden, maken we je dood!" en* "We komen terug!"
;
2.
hij op 01 maart 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, enBrielle,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening heeft weggenomen
een telefoon en een luchtbuks en geldbedragen en een Japans
vleesmes en een portemonnee met (klein)geld en bankpassenen een
lifehammer, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- ( onverhoeds) uit de bossages komen en benaderen van die [naam slachtoffer 2] (terwijl
er capuchons en/of mutsen werden gedragen) en- slaan en stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] en- doorzoeken/bekijken van de auto en telefoon en bankgegevens van die
[naam slachtoffer 2] en- bij die [naam slachtoffer 2] plaatsnemen in de auto en aangeven waar die [naam slachtoffer 2]
naartoe moest rijden om te pinnen en
- betreden en doorzoeken van de woning van die [naam slachtoffer 2] en/
- plaatsen van het vleesmes tegen de buik van die [naam slachtoffer 2] en- naast die [naam slachtoffer 2] gaan staan, terwijl die [naam slachtoffer 2] pinde en
- besturen van de auto van die [naam slachtoffer 2] en- zeggen en/of roepen:
* "Pak zijn telefoon" en/ * "Stap uit en ga bij het hek staan" en * "Je hebt een keuze:
150 betalen of je wordt neer geslagen/gestoken" en
* "Open je Internetbankieren" en/
* "Je moet geen
150, maar
650 betalen" en/ * "Je hebt een optie: we gaan of bloed zien of je vertelt waar je
portemonnee is" en * "Je moet pinnen",
3.
hij op 06 maart 2019 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening heeft weggenomen een scooter en sleutel(s), toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld bestond uit het (meermalen)
- slaan en stompen tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer 3] en
/
- schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer 3] nadat die [naam slachtoffer 3] op de grond viel
en
- plaatsen van een arm om de keel van die [naam slachtoffer 3] en- doorzoeken van de kleding van die [naam slachtoffer 3] ;
5.
hij op 15 januari 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem met een taser een stroomstoot in de nek te geven;
7.
hij op 16 mei 2018 te Brielle opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [naam slachtoffer 5] , meermalen, - in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd, heeft gestompt en/of
geslagen terwijl die [naam slachtoffer 5] op de grond lag/ten val was geraakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die
diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere
deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
2.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.

3.primair.

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.
Mishandeling.
7.
Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
Een groep jongeren en enkele meerderjarigen uit Rozenburg hebben begin 2019 in verschillende samenstellingen en op verschillende data een reeks gewelddadige berovingen gepleegd. Zij maakten via homodatingsites/apps met gebruik van nepprofielen afspraken met potentiële slachtoffers met als doel hen te beroven van geld en waardevolle spullen. De dadergroep heeft zich doelbewust gericht op kennelijk homoseksuele slachtoffers in de veronderstelling dat deze slachtoffers toch geen aangifte zouden doen.
Uit het onderzoek, door de politie betiteld als het onderzoek Blanken, komt naar voren - onder meer uit de verklaringen van de verdachten zelf en uit de uitgelezen WhatsApp gesprekken tussen verdachten - dat zich over een langere periode inderdaad meer incidenten hebben voorgedaan dan de verdenkingen die nu aan het oordeel van de rechtbank zijn voorgelegd. Mogelijk zijn daarbij nog meer (Rozenburgse) jongeren als daders en nog meer slachtoffers betrokken. Op basis van het dossier is bij de rechtbank het beeld ontstaan dat onder een gedeelte van de jeugd in Rozenburg op enig moment als een lopend vuurtje rondging dat deze manier van “geld maken”, door een aantal verdachten ook wel
“pedo racen” genoemd, dermate lucratief en risicoloos was, dat de dadergroep zich steeds verder uitbreidde. Meerdere verdachten hebben verklaard dat het op enig moment normaal was om op deze wijze (homoseksuele) mannen te beroven: “iedereen deed het”.
De werkwijze waarop - in ieder geval - in de periode tussen vrijdag 15 februari 2019 en zaterdag 9 maart 2019 de verdachten hebben toegeslagen in Rozenburg, Spijkenisse en Brielle was min of meer telkens dezelfde. Het slachtoffer dacht een afspraak te hebben voor een date en werd op de afgesproken plek opgewacht door een van de verdachten die als lokaas diende. Vervolgens werd het slachtoffer overvallen door meerdere verdachten. Ze bedreigden en/of mishandelden het slachtoffer en pakten telefoon en geld van het slachtoffer af. Bij een aantal slachtoffers hebben de verdachten plaatsgenomen in de auto om het slachtoffer vervolgens te dwingen naar een pinautomaat te rijden om geld te gaan pinnen. In twee gevallen zijn de verdachten ook in de woning van het slachtoffer geweest, waar de slachtoffers op grove wijze zijn beroofd, bedreigd en mishandeld.
De verdachte, destijds 16 jaar, is betrokken geweest bij twee van dergelijke berovingen. De verdachte en diens medeverdachten hebben de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] overvallen, mishandeld en beroofd van hun bezittingen.
Bij het slachtoffer [naam slachtoffer 2] zijn de verdachte en diens medeverdachten ook in de woning van het slachtoffer geweest en is die woning doorzocht. Het slachtoffer [naam slachtoffer 2] is door de verdachte en diens medeverdachten tevens gedwongen om geld te pinnen en hen rond te rijden in zijn auto tussen de plaatsen Rozenburg en Brielle.
Bij het slachtoffer [naam slachtoffer 1] gingen de verdachten rechtstreeks naar de woning van het slachtoffer. [naam slachtoffer 1] werd daar mishandeld en bedreigd met een mes, zijn woning werd doorzocht, er werden goederen meegenomen en hij is vastgebonden en gekneveld in hulpeloze toestand in zijn woning achtergelaten.
Verder hebben de verdachte en diens drie medeverdachten op 6 maart 2019 het slachtoffer [naam slachtoffer 3] geschopt en geslagen. Zij waren onderweg om wederom een via een datingsite door (een van) hen benaderd potentieel slachtoffer te beroven. Terwijl zij stonden te wachten of te overleggen, kwam het slachtoffer [naam slachtoffer 3] , een toevallige voorbijganger, langs. Zij hebben hem met geweld van zijn scooter beroofd. [naam slachtoffer 3] liep verwondingen aan zijn hoofd op.
De verdachten in dit onderzoek hebben elkaar over en weer het initiatief, het leiderschap en de geweldshandelingen in de schoenen geschoven. De rechtbank concludeert dat de verdachte bij deze feiten zeker geen ondergeschikte rol heeft gehad en het plegen van geweld niet heeft geschuwd. Daarnaast heeft beïnvloeding van de verdachten over en weer een belangrijke rol gespeeld.
Deze misdrijven zijn ernstig en hebben op de slachtoffers grote indruk gemaakt. Wat hen overkomen is, heeft - zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen - veel pijn, verdriet en angst teweeg gebracht en heeft nog steeds grote gevolgen voor hun levens.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich aan de berovingen mede schuldig heeft gemaakt, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De verdachte heeft puur uit geldelijk gewin dan wel uit sensatiezucht de feiten gepleegd en heeft samen met de medeverdachten slachtoffers uitgekozen die zich in een kwetsbare positie bevonden. Bovendien meenden de verdachte en de medeverdachten dat zij min of meer het recht hadden om deze slachtoffers “een lesje te leren”.
Met zijn handelwijze heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van een ander en evenmin voor diens eigendommen. De verdachte heeft bovendien met het plegen van deze feiten niet alleen bij de slachtoffers en hun directe omgeving gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt, maar ook in de maatschappij in het algemeen. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 16 mei 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer [naam slachtoffer 5] meermalen in het gezicht te slaan. Op 15 januari 2019 heeft de verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer
[naam slachtoffer 4] met een taser een stroomstoot in zijn nek te geven. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld nadelige fysieke en/of psychische gevolgen kunnen ondervinden. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en een vermogensdelict.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Kinder- en jeugdpsychiater drs. K.H. Stolk, onder supervisie van kinder- en jeugdpsychiater dr. R.F. Ferdinand, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 november 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Ook ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was hier sprake van. Er wordt geadviseerd de verdachte de onder 1, 2 en 7 ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Voor wat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten betreft geldt dat de verdachte louter gehandeld heeft uit een motivatie van persoonlijk gewin, zowel geldelijk gewin als het vergroten dan wel behouden van zijn sociale status. De verdachte is gevoelig voor de nabijheid van en waardering door anderen, waardoor hij kwetsbaar en beïnvloedbaar is. De verdachte handelt impulsief en overziet de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende. De positieve gevolgen voor hemzelf prevaleren boven de negatieve gevolgen voor anderen. Negatieve emoties die de verdachte ervaart, worden door hem weggemaakt door te externaliseren en te bagatelliseren. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn rol in het ten laste gelegde en toont geen berouw.
Het risico op recidive wordt als hoog aangemerkt. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig, wat het recidiverisico vergroot. Als beschermende factor kan worden aangemerkt dat de vader betrokken is en gemotiveerd is tot behandeling. Zijn belastbaarheid is echter beperkt. Hoewel de vader meewerkend is, is het hem onvoldoende gelukt (ondanks de inzet van hulpverlening) de verdachte bij te sturen en is hij van mening dat vooral de verdachte hulp nodig heeft en hij zelf niet.
Er wordt een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) geadviseerd, omdat een langdurige, intensieve behandeling in een klinische setting noodzakelijk is om de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte te kunnen behandelen. Ambulante behandeling in een voorwaardelijk kader zal onvoldoende effect sorteren, gezien de geringe behandelmotivatie bij de verdachte terwijl behandeling wel nodig is om de recidivekans te verkleinen, er een gesloten setting met een hoog beveiligingsniveau nodig is, en er geen alternatieven voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voorhanden zijn.
GZ-psycholoog M. Hulshof heeft een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 november 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (antisociaal gekleurd). Daarnaast is er sprake van een ouder-kindrelatieprobleem. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
De onderzoeker adviseert de verdachte alle tenlastegelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de risicotaxatie-instrumenten, alsook de klinische inschatting, wordt het recidivegevaar hoog geacht. Daarbij wordt gewezen op de geringe schoolprestaties met ernstig schoolverzuim, al jaren bestaande gedragsproblemen op school, de omgang met delinquente jongeren, het ontbreken van adequate copingvaardigheden en de geringe opvoedvaardigheden van de ouders. Daarnaast zijn de negatieve antisociale opvattingen van de verdachte ongunstig, alsook zijn problemen met het hanteren van boosheid, het gebrek aan empathie en de beperkte medewerking aan interventies. Deze verschillende factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin.
De verdachte heeft intensieve residentiële behandeling nodig teneinde de hoge kans op herhaling af te wenden. Binnen een langdurig intramuraal traject kan, met een orthopedagogische aanpak ter bevordering van de sociaal-emotionele en cognitieve doorontwikkeling, gepoogd worden om zijn doorzettingsvermogen te stimuleren en positieve ervaringen op te doen, rekening te leren houden met de ander en zijn negatieve opvattingen los te laten, zodat hij beter toegerust raakt om zich straks op een positieve wijze in de maatschappij staande te kunnen houden. Op deze manier kan hij zijn identiteit verder ontwikkelen, zodat de prikkelhonger afneemt en hij op een meer adequate wijze zijn zelfbeeld kan handhaven.
De ernst van de problematiek maakt langdurige behandeling in een justitiële jeugdinrichting noodzakelijk en wel binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De beschreven kenmerken van zijn problematiek maken dat de kans op het slagen van een voorwaardelijk traject als beperkt wordt ingeschat.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 januari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad constateert dat de kans op herhaling van (ernstig grensoverschrijdend en gewelddadig) strafbaar gedrag hoog is en ook blijft als er geen behandeling plaatsvindt.
De Raad conformeert zich aan de uitkomsten in het Pro Justitia onderzoek en ziet in navolging van het advies hierin gronden voor een PIJ-maatregel. Voor zover de verdachte zegt spijt te hebben, constateert de Raad dat dit niet doorleefd overkomt en dat dit vooral betrekking heeft op de situatie waarin hij nu zelf terecht is gekomen en de onzekerheid die dat met zich meebrengt. De Raad adviseert daarom de rechtbank om aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Ter zitting heeft de jeugdreclasseerder, namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: JBRR), het volgende naar voren gebracht.
JBRR onderschrijft de rapporten en adviezen dat behandeling van de verdachte nodig is. Sinds zijn schorsing laat de verdachte een prille positieve ontwikkeling zien. Hij gaat naar school, werkt, houdt zich aan de avondklok en er lijkt sprake van een verandering in zijn motivatie. Het is noodzakelijk dat de verdachte behandeld wordt. Als de rechtbank zou oordelen dat dit in een ambulant kader moet gebeuren, dan ziet de Viersprong daartoe mogelijkheden en zou ook MST noodzakelijk zijn. Ten aanzien van de vraag of er naast oplegging van een PIJ-maatregel andere mogelijkheden zijn, refereert de jeugdreclasseerder zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de Raad voren gebracht dat de Raad heeft gekeken naar de criteria voor oplegging van een PIJ-maatregel. Met name het ontwikkelingscriterium is een factor die behandeling van de verdachte noodzakelijk maakt. Omdat de verdachte niet (intrinsiek) gemotiveerd is voor behandeling, ziet de Raad geen mogelijkheden om de noodzakelijke behandeling ambulant te laten plaatsvinden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en adviezen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor de rechtbank hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar acht voor de bewezenverklaarde feiten.
PIJ-maatregel
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel passend is. Er is sprake van ernstige feiten met ingrijpende gevolgen voor de aangevers en een hoog recidiverisico. Uit alle rapportages en uit hetgeen besproken is ter terechtzitting blijkt dat de verdachte langdurige behandeling nodig heeft. Eerdere hulpverleningstrajecten hebben niet gezorgd voor een blijvende gedragsverandering bij de verdachte. Tegelijkertijd lijkt de verdachte sinds kort te zijn gaan inzien dat hij hulp nodig heeft en lijkt hij anders dan voorheen wel gemotiveerd te zijn voor behandeling. Ter zitting heeft de verdachte steeds meer openheid van zaken gegeven, naar eigen zeggen omdat hij een andere weg wil inslaan. Omdat een PIJ-maatregel een ultimum remedium is, de verdachte niet eerder in een strafrechtelijk kader is behandeld en begeleid, de adviezen van de psycholoog en de psychiater dateren van medio november 2019 - en de onderzoeken die daaraan ten grondslag liggen van daarvoor -, de verdachte nadien tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis positieve stappen lijkt te hebben gezet en meer gemotiveerd lijkt te zijn voor behandeling, zal de rechtbank de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. Het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt noodzakelijk geacht als stevige stok achter de deur voor de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen, te weten:
- zich houden aan de meldplicht;
- zich houden aan de avondklok, te bepalen door de jeugdreclassering;
- meewerken aan behandeling van de Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling;
- meewerken aan MST van de Viersprong of een soortgelijke instelling;
- het hebben van een positieve dagbesteding in de vorm van school en/of werk.
De rechtbank zal hierbij een proeftijd van twee jaren opleggen.
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is, gelet op de bewezenverklaring en de beschouwingen en de conclusies van de deskundigen, voldaan. De rechtbank stelt vast dat de onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapportages vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien de verdachte veroordeeld wordt wegens meerdere misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de psycholoog, de psychiater en de Raad waaruit naar voren komt dat het recidivegevaar bij het uitblijven van behandeling hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf vergelijkbaar met de bewezenverklaarde feiten zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Straf
Naast genoemde voorwaardelijke PIJ-maatregel is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van acht maanden een passende straf is, gelet op de ernst van de gepleegde feiten. Daarvan zal de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, worden afgetrokken.
Vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 77h juncto 38v Sr)
De rechtbank acht het noodzakelijk om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers in het onderzoek Blanken en met het slachtoffer [naam slachtoffer 4] en een contactverbod met alle veroordeelde (mede)verdachten in het onderzoek Blanken. Het contactverbod met de medeverdachten dient ertoe om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw - met andere in de buurt verblijvende jongeren en (jong)volwassenen - schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op de inhoud van het dossier, waaruit naar voren komt dat de verdachte zich op verontrustende, antisociale en criminele wijze met een bepaalde groep jongeren in Rozenburg heeft opgehouden, moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte wederom contact zal opnemen met deze groep personen, met het risico dat zij elkaar over en weer negatief zullen beïnvloeden en dat hij wederom in deze omgeving en onder groepsdruk een misdrijf zal plegen dat inbreuk maakt op de integriteit van het menselijk lichaam van willekeurige slachtoffers, zoals openlijk geweld, beroving of mishandeling. Zoals hiervoor reeds uiteen is gezet, komt uit het onderzoek naar voren dat er meer incidenten in wisselende samenstellingen en op verschillende data hebben plaatsgevonden dan die nu aan het oordeel van de rechtbank voorliggen, zodat de rechtbank ook contactverboden noodzakelijk acht met andere (veroordeelde) verdachten dan degenen die bij de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn betrokken. Het belang van de verdachte om sociale contacten te onderhouden met de personen van zijn keuze weegt hierbij minder zwaar dan het belang van de lichamelijke integriteit van mogelijke slachtoffers.
Om deze redenen, en voorts ter beveiliging van de maatschappij en ter bescherming van de lichamelijke integriteit van personen, beveelt de rechtbank de oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van twee jaar met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan en bepaalt de vervangende jeugddetentie voor de duur van één week voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van zes maanden.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 69,21 aan materiële schade en een bedrag van € 2.200,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, waarbij het toe te wijzen schadebedrag evenredig wordt verdeeld over de daders.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
8.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Mede gelet op de omstandigheid dat aan alle verdachten contactverboden met elkaar en met de benadeelde partij zullen worden opgelegd, zal de rechtbank de veroordeling tot betaling van het toegewezen bedrag niet hoofdelijk, maar in gedeeltes gelijk aan het aantal daders opleggen, te weten ieder (één vierde van € 2.269,21 = ) € 567,30.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 februari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Feit 2
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 372,13 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de abonnementskosten van de gestolen telefoon niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing. De vordering is voor het overige toewijsbaar.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
8.2.3.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling van de vordering in aanmerking dat namens een of meerdere verdachten verweren tegen de vordering zijn gevoerd. De rechtbank komt, deze verweren en het standpunt van de officier van justitie in aanmerking nemend, tot de volgende beoordeling.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. Nu onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij een ander abonnement heeft moeten afsluiten, zal de benadeelde partij ten aanzien van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de abonnementskosten van de gestolen telefoon niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek hiernaar is een onevenredige belasting van dit strafgeding. De overige gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en zal worden toegewezen. Ook de gevorderde beveiligingskosten zullen worden toegewezen. Er is sprake van rechtstreekse schade nu de daders het adres van de benadeelde partij weten, doordat zij in de woning zijn geweest, en de benadeelde partij om deze reden zijn woning (extra) heeft beveiligd.
Mede gelet op de omstandigheid dat aan alle verdachten contactverboden met elkaar en met de benadeelde partij zullen worden opgelegd, zal de rechtbank de veroordeling tot betaling van het toegewezen bedrag niet hoofdelijk, maar in gedeeltes gelijk aan het aantal daders opleggen, te weten ieder (één derde van € 372,13 – € 133,36 + € 2.000,-- = ) € 746,26.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Feit 4
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.600,11, bestaande uit een bedrag van € 564,11 aan materiële schade en € 1.036,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Aanvullend heeft de benadeelde partij een bedrag van € 18.331,44 aan materiële schade gevorderd.
8.3.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte voor het ten laste gelegde feit waarop de vordering is gegrond, wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Feit 5
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] , ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 250,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 125,-- kan worden toegewezen.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak.
8.4.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,--, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 567,30, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel, een maatregel als bedoeld in artikel 77h, lid 4, onder e, van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 746,26, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel, een maatregel als bedoeld in artikel 77h, lid 4, onder e, van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van
€ 250,--, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel, een maatregel als bedoeld in artikel 77h, lid 4, onder e, van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 4, 6 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 5 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 8 (ACHT) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok, te bepalen door de jeugdreclassering;
- zich onder behandeling zal stellen van de Waag, Fivoor of een soortgelijke instelling;
- zijn medewerking zal verlenen aan Multi System Therapy van de Viersprong of een soortgelijke instelling;
- een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met de slachtoffers:
[naam slachtoffer 4] , geboren [geboortedatum slachtoffer 4] te [geboorteplaats slachtoffer 4] ;
[naam slachtoffer 3] , geboren [geboortedatum slachtoffer 3] te [geboorteplaats slachtoffer 3] ;
[naam slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] ;
[naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] ;
en met de (mede)verdachten in het onderzoek Blanken:
[naam medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] (Suriname);
[naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte 2] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ;
[naam medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3] (Roemenië);
[naam medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum medeverdachte 4] 2002 te [geboorteplaats medeverdachte 4] ;
[naam medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 5] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 5]
[naam medeverdachte 6] , geboren [geboortedatum medeverdachte 6] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 6] ;
[naam medeverdachte 7] , geboren [geboortedatum medeverdachte 7] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 7] ;
[naam medeverdachte 8] , geboren [geboortedatum medeverdachte 8] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 8] ;
[naam medeverdachte 9] , geboren [geboortedatum medeverdachte 9] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 9] ;
[naam medeverdachte 10] , geboren [geboortedatum medeverdachte 10] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 10] ;
[naam medeverdachte 11] , geboren [geboortedatum medeverdachte 11] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 11] ;
[naam medeverdachte 12] , geboren [geboortedatum medeverdachte 12] 2002 te [geboorteplaats medeverdachte 12] ,
gedurende twee jaren na heden;
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van
1 (EEN) week, met een totale duur van ten hoogste
6 (ZES) maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen een bedrag van
€ 567,30 (zegge: vijfhonderdzevenenzestig euro en dertig eurocent), bestaande uit één vierde deel van € 69,21 aan materiële schade en één vierde deel van € 2.200,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen
€ 567,30(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdzevenenzestig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 746,26 (zegge: zevenhonderdzesenveertig euro en zesentwintig eurocent), bestaande uit één derde deel van € 238,77 aan materiële schade en één derde deel van € 2.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]te betalen
€ 746,26 (hoofdsom
, zegge: zevenhonderdzesenveertig euro en zesentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]te betalen een bedrag
van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
15 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]te betalen
€ 250,-- (hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 4]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 4]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2020.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
(een) telefoon(s) en/of beeldscherm en/of paspoort en/of bankpas en/of
sigaretten en/of aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- ( onverhoeds) betreden van de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of
- vastpakken en/of optillen en/of verplaatsen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- tonen en/of op/tegen de keel van die [naam slachtoffer 1] plaatsen/drukken van een mes
en/of
- ( met tape) vastbinden van de handen en/of benen/voeten van die [naam slachtoffer 1] en/of
- plaatsen van tape over de mond van die [naam slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer 1] (terwijl
die [naam slachtoffer 1] gekneveld op de grond lag) en/of
- doorzoeken van de kleding en/of woning van die [naam slachtoffer 1] en/of
- bovenop die [naam slachtoffer 1] gaan en/of blijven zitten en/of
- zeggen tegen en/of roepen naar die [naam slachtoffer 1] :
* "We willen geld. Waar is die E300?" en/of
* "Waar is je pinpas?" en/of
* "Wat is pincode?" en/of
* "We willen geld. Als we geen geld vinden, maken we je dood!" en/of
* "We komen terug!",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking;
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, en/of
Brielle, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een telefoon en/of een luchtbuks en/of (een) geldbedrag(en) en/of een Japans
vleesmes en/of een portemonnee met (klein)geld en/of bankpas(sen) en/of een
lifehammer, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- ( onverhoeds) uit de bossages komen en/of benaderen van die [naam slachtoffer 2] (terwijl
er capuchons en/of mutsen werden gedragen) en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] en/of
- doorzoeken/bekijken van de auto en/of telefoon en/of bankgegevens van die
[naam slachtoffer 2] en/of
- bij die [naam slachtoffer 2] plaatsnemen in de auto en/of aangeven waar die [naam slachtoffer 2]
naartoe moest rijden om te pinnen en/of
- betreden en/of doorzoeken van de woning van die [naam slachtoffer 2] en/of
- plaatsen van het vleesmes tegen de buik van die [naam slachtoffer 2] en/of
- naast die [naam slachtoffer 2] gaan staan, terwijl die [naam slachtoffer 2] pinde en/of
- besturen van de auto van die [naam slachtoffer 2] en/of
- zeggen en/of roepen:
* "Pak zijn telefoon" en/of
* "Stap uit en ga bij het hek staan" en/of
* "Je hebt een keuze: E150 betalen of je wordt neer geslagen/gestoken" en/of
* "Open je Internetbankieren" en/of
* "Je moet geen E150, maar E650 betalen" en/of
* "Je hebt een optie: we gaan of bloed zien of je vertelt waar je
portemonnee is" en/of
* "Je moet pinnen",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking;
3.
hij op of omstreeks 06 maart 2019 te Hellevoetsluis
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter
en/of sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam en/of in het gezicht van
die [naam slachtoffer 3] (waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 3] op de grond viel) en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of lichaam en/of in het gezicht
van die [naam slachtoffer 3] (nadat die [naam slachtoffer 3] op de grond viel)
- plaatsen van een arm om de keel van die [naam slachtoffer 3] en/of
- doorzoeken van de kleding van die [naam slachtoffer 3] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Hellevoetsluis,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het
lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 6] van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [naam slachtoffer 6] meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht)
(terwijl die [naam slachtoffer 6] op de grond lag/ten val was gekomen)
- ( met een honkbalknuppel en/of een ijzeren stang/staaf, althans met (een)
hard(e) voorwerp(en)) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- met een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, in/op
het hoofd en/of een been, heeft gestoken/geprikt en/of
- met een stroomstootwapen heeft getaserd op/tegen het hoofd en/of de
hals/nek, en/of
- heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het hoofd en/of het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Jan Tooropstraat, in elk geval op of aan een
openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 6] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(terwijl die [naam slachtoffer 6] op de grond lag/ten val was gekomen) (met kracht)
- slaan en/of stompen in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het
lichaam (met een honkbalknuppel en/of een ijzeren stang/staaf, althans met
(een) hard(e) voorwerp(en)), en/of
- steken/prikken in/op het hoofd en/of een been met een mes, althans een op
een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, en/of
- taseren op/tegen het hoofd en/of de hals/nek met een stroomstootwapen en/of
- schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te
weten een gebroken onderkaak en/of een gebroken oogkas en/of een of meer
steekwonden aan hoofd en/of been en/of een of meer wondjes in het gezicht
en/of op het lichaam) voor die [naam slachtoffer 6] ten gevolge heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem met een taser een stroomstoot in de nek te geven;
6.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- ( een) banden(en) lek te steken en/of
- een buitenspiegel van de auto af te trappen;
7.
(ter berechting gevoegd 10.711025/18)
hij op of omstreeks 16 mei 2018 te Brielle opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [naam slachtoffer 5] , meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd, heeft gestompt en/of
geslagen (terwijl die [naam slachtoffer 5] op de grond lag/ten val was geraakt), en/of
- tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
8.
hij op of omstreeks 24 juli 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I, onder 7° van de Wet
wapens en munitie, gelet op 3 onder c van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kan vormen en/of dat zodanig op een
wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was,
namelijk een veerdrukwapen (balletjespistool),
voorhanden heeft gehad.