ECLI:NL:RBROT:2020:1577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589581 / JE RK 20-97
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van kinderen in verband met huiselijk geweld en drugsgebruik

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderen zijn geboren in respectievelijk 2008 en 2017 en wonen bij hun moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die ernstig bedreigd wordt door huiselijk geweld tussen de ouders en het drugsgebruik van de vader. De vader heeft een periode in detentie gezeten en de kinderen hebben veel onveiligheid en instabiliteit ervaren.

Tijdens de zitting op 27 januari 2020 zijn de kinderen en de moeder gehoord, waarbij de moeder met behulp van een beëdigde tolk in de Poolse taal is gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen veilig zijn en staat open voor hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de betrokkenheid van de moeder, zij op dit moment onvoldoende in staat is om een veilige opvoedomgeving te bieden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, met ingang van de uitspraak tot 7 februari 2021.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de moeder te ondersteunen en de ontwikkeling van de kinderen te volgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589581 / JE RK 20-97
datum uitspraak: 7 februari 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1] (Polen), hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2017 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 14 januari 2020,
- het proces-verbaal van de zitting op 27 januari 2020.
Op 7 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de vader, als informant.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam] , tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en drugsgebruik van de vader. De vader heeft een periode in detentie gezeten. [naam kind 1] is een kwetsbaar meisje dat op zichzelf is aangewezen. Zij heeft veel onveiligheid en instabiliteit gekend. De moeder is betrokken, maar is onvoldoende in staat om [naam kind 1] te beschermen. Zij lijkt onvoldoende aan te sluiten bij wat [naam kind 1] nodig heeft. Ook is er sprake van zorgelijk internetgedrag van [naam kind 1] . Daarnaast zijn er zorgen over de spraak- en taal- en lichamelijke ontwikkeling van [naam kind 2] . Hij neemt het gedrag van [naam kind 1] over.

De standpunten

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. De komende periode moet gekeken worden hoe de relatie tussen de moeder en [naam kind 1] versterkt kan worden. Ook moet de omgang met de vader op een stabiele en veilige manier plaatsvinden.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen veilig zijn in huis. De moeder herkent het zorgelijke internetgedrag van [naam kind 1] . [naam kind 1] mag nu een beperkte tijd op haar telefoon. De moeder controleert haar. Als een ondertoezichtstelling nodig is, dan kan de moeder dit accepteren. De moeder houdt de omgang met de vader niet tegen. [naam kind 1] begrijpt nog niet dat de ouders uit elkaar zijn.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is sprake geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en drugsgebruik van de vader. De vader heeft een periode in detentie gezeten vanwege een schending van het contact- en huisverbod. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind 1] . Zij is getuige geweest van het huiselijk geweld en drugsgebruik. Ook heeft zij veel onveiligheid en instabiliteit gekend in de thuissituatie. Daarnaast heeft [naam kind 2] ook veel meegekregen van de spanningen tussen de ouders. Hij lijkt in zijn ontwikkeling te zijn gestagneerd. Op dit moment zijn de onderlinge relaties in het gezin verstoord. De ouders zijn uit elkaar en de kinderen hebben de vader al langere tijd niet gezien. Het is van belang dat de komende periode hulpverlening wordt ingezet om de relatie tussen de moeder en [naam kind 1] te herstellen en duidelijke afspraken te maken over de omgang met de vader. Daarnaast dient zicht te blijven op het internetgedrag van [naam kind 1] en de ontwikkeling van [naam kind 2] .
Hoewel de moeder zeer betrokken is bij de kinderen en open staat voor de hulpverlening, is zij op dit moment onvoldoende in staat om een opvoedomgeving te bieden die tegemoet komt aan de behoeften van de kinderen. De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de moeder te ondersteunen in de opvoeding, de benodigde hulpverlening voor [naam kind 1] en [naam kind 2] in te zetten en hun ontwikkeling te volgen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind 1] en [naam kind 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van vandaag tot 7 februari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 24 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.