ECLI:NL:RBROT:2020:1586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/239287-19 vordering TUL VV: 10/143937-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en afwijzing vordering tenuitvoerlegging

Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee geladen vuurwapens. De verdachte, geboren in Marokko en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak van een derde feit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de feiten 1 en 2 schuldig was aan het handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de maatschappelijke impact van ongecontroleerd wapenbezit en de toename van vuurwapengeweld in de regio Rotterdam. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en Opiumwetdelicten, maar niet voor wapenbezit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en het niet nakomen van meldplichtafspraken. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de maatschappelijke veiligheid en ter preventie van toekomstige misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/239287-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/143937-18
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende aan de [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/143937-18.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 en 2 zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 4 oktober 2019 te Rotterdam, een wapen, met bijbehorende munitie, als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Bbm Olympic, type 38, kaliber .22, en de daarbij behorende munite
(te weten 3 kogelpatronen, kaliber .221r
)voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 24 juli 2019 tot en met 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk HS Produkt, type 95, kaliber 9mm, en de daarbij behorende munite
(te weten 8 kogelpatronen, kaliber 9mm
)voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee geladen vuurwapens.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat blijkt wel uit het feit dat in 2019 een groot aantal schietincidenten in de regio Rotterdam heeft plaatsgevonden, met (meer dan eens) ernstig gewonde of dodelijke slachtoffers. Ongecontroleerd wapenbezit brengt naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, ook een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik met zich mee. Dit zijn dan ook ernstige feiten die de verdachte zwaar worden aangerekend.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor met name vermogensdelicten en Opiumwetdelicten, maar niet eerder is veroordeeld voor feiten genoemd in de Wet Wapens en Munitie.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 oktober 2019. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
De verdachte kreeg, zoals door de reclassering geadviseerd, een toezicht opgelegd onder parketnummer 10/143937-18. Op 27 juni 2019 kwam de verdachte voor het laatst op een meldplichtafspraak. De verdachte is niet op zijn vervolgafspraak van 3 juli 2019 verschenen en daarna ook niet meer, terwijl hij per sms-bericht werd herinnerd aan zijn afspraken. Op 15 juli 2019 kreeg hij een officiële waarschuwing wegens het niet nakomen van zijn meldplichtafspraken. De verdachte gebruikt 0,5 tot 1 gram heroïne/cocaïne per dag. Zijn verslaving en gebrek aan inkomsten staan op de voorgrond waardoor hij zijn meldplicht- en behandelafspraken ten aanzien van zijn middelengebruik niet nakomt. De verdachte zegt wel hulp te willen en ook te willen meewerken met de reclassering, maar laat tegelijkertijd hiervoor geen motivatie zien. Indien hij open staat voor begeleiding en gedragsverandering, dan kan hij zich melden op grond van de hem opgelegde meldplicht/toezicht bij de reclassering onder parketnummer 10/143937-18.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen in combinatie met een taakstraf. Dit verzoek zal worden afgewezen gelet op de grote zorgen die er zijn over de toename van vuurwapengeweld in de regio Rotterdam. Daarom dient uit oogpunt van generale preventie en ter waarborging van de maatschappelijke veiligheid streng te worden opgetreden tegen vuurwapenbezit. De rechtbank acht strafverzwarend dat beide vuurwapens geladen waren.
Slotsom
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij (onherroepelijk) vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 23 juli 2018 is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan een gedeelte groot 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 augustus 2018.
Bij (onherroepelijk) vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 24 mei 2019 is de proeftijd ten aanzien van de bijzondere voorwaarden met één jaar verlengd.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en vóór het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij vóór het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, zodat het door de reclassering opgelegde toezicht onder parketnummer 10/143937-18 in stand kan blijven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 23 juli 2018 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 4 oktober 2019, in elk geval op of omstreeks 4 oktober 2019 te Rotterdam, een wapen, met bijbehorende munitie, als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Bbm Olympic, type 38, kaliber .22,
en/of de daarbij behorende munite (te weten 3 kogelpatronen, kaliber .221r)
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 27 juli 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk HS Produkt, type 95, kaliber 9mm,
en/of de daarbij behorende munite (te weten 8 kogelpatronen, kaliber 9mm) voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)