ECLI:NL:RBROT:2020:1587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/660341-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van stroom door middel van verbreking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van stroom. De verdachte had in zijn woning een hennepkwekerij opgezet, waar hij gedurende een periode van anderhalf jaar hennepplanten teelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, aangezien hij in totaal 112 hennepplanten en 150 gram hennetoppen had. De verdachte had bekend dat hij de kwekerij had opgebouwd met hulp van een bekende, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig in het licht van het bewijs dat door de politie en een fraudespecialist was geleverd. Dit bewijs toonde aan dat er meerdere oogsten waren geweest en dat de kwekerij professioneel was opgezet.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van stroom, die hij had afgenomen om zijn hennepkwekerij van energie te voorzien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het wederrechtelijk toe-eigenen van stroom, aangezien hij op de hoogte moest zijn van de illegale aanpassingen aan de elektriciteitsmeter. De rechtbank vond het bewijs voor beide tenlasteleggingen voldoende en legde een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de risico's die de hennepkwekerij met zich meebracht voor de volksgezondheid en de veiligheid van de omgeving.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De opgelegde straf was in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank baseerde haar beslissing ook op de oriëntatiepunten voor straftoemeting in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660341-18
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, maar uitsluitend voor wat betreft de periode van 15 januari 2018 tot en met 12 juni 2018. De verdachte heeft bekend dat hij een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad. Hij heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij in december 2017 heeft opgebouwd met hulp van een bekende van wie hij de naam niet wil geven en dat hij zelf de hennepkwekerij is gestart in januari 2018. Hij heeft verklaard dat er slechts één eerdere (grotendeels mislukte) oogst is geweest. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van zijn ex-vrouw [naam] van 22 december 2019, die door de verdediging per email-bericht van 7 januari 2020 is overgelegd. Zij heeft verklaard dat zij in oktober 2017 spullen heeft opgehaald en er toen geen sprake was van een hennepkwekerij. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat er meer oogsten zijn geweest. De door de politie en de fraudespecialist van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) genoemde aanwijzingen zijn daarvoor onvoldoende, mede gelet op de verklaring van de verdachte dat hij de spullen voor de hennepkwekerij tweedehands heeft overgenomen.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat de hennepkwekerij, die op 12 juni 2018 door de politie in zijn woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] is aangetroffen, van hem was. Hij heeft deze hennepkwekerij, met hulp van een bekende van wie hij de naam niet wil geven, opgebouwd. De kwekerij heeft de verdachte verder zelf verzorgd. Verbalisanten en de fraudespecialist van [naam bedrijf] hebben meerdere gedetailleerd omschreven aanwijzingen genoemd, waaruit blijkt dat de hennepkwekerij al gedurende lange tijd in werking was. Zij conluderen allemaal dat er sprake is geweest van 7 eerdere oogsten. De rechtbank acht hun verklaringen betrouwbaar, aangezien zij deskundig zijn op grond van de kennis en ervaring die zij hebben opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, en zal daar dan ook vanuit gaan. Onder meer is vermeld dat de mate van vervuiling van alle apparatuur en goederen, die in de kweekruimte aanwezig waren, erg groot was. Een groot deel van deze vervuiling kan alleen in deze kweekruimte zijn ontstaan. Zo was er sprake van kalkaanslag aan de onderzijde van de plantenpotten die qua hoogte gelijk was aan de kalkaanslag op het zeil tegen de opstaande rand van de potten. Verder was er onder andere ook sprake van schimmelvorming op de met houten schotten opgetrokken opstaande randen van de kweekbakken, algengroei in het watervat en een enorme hoeveelheid stof en aanslag op de ventilatoren, assimilatielampen en andere apparatuur. Ook was er sprake van vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters, waarbij de vervuiling aanzienlijk minder was op de plaatsen waar deze met kettingen in de hennepkwekerij was bevestigd. Gelet op de feitelijke situatie waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, zoals beschreven door de verbalisanten en de fraudespecialist van [naam bedrijf] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennepkwekerij gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft gehad.
De verklaring van de verdachte dat er slechts één eerdere oogst is geweest, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig. De verklaring van zijn ex-vrouw maakt dat niet anders.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van stroom primair vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat de verdachte niet wist dat er illegaal stroom werd afgenomen en aldus geen opzet heeft gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van stroom. Hij heeft de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij niet zelf aangelegd en heeft nooit gemerkt dat er illegaal stroom werd afgenomen.
Subsidiair is bepleit dat alleen diefstal van stroom in de periode van 15 januari 2018 tot 12 juni 2018 bewezen kan worden geoordeeld.
Beoordeling
Deze verweren worden verworpen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van stroom. Het is een feit van algemene bekendheid dat een illegale hennepkwekerij veelal samengaat met diefstal van stroom. Dit om ontdekking te voorkomen en kosten te besparen. Bovendien blijkt ook uit de verklaring van de verdachte zelf dat de aangebrachte aanpassingen ten behoeve van de illegale hennepteelt niet door een medewerker van het elektriciteitsbedrijf zijn verricht, maar door een bekende van hem met wie hij de hennepkwekerij ook heeft opgebouwd. Verder waren de aanpassingen aan de elektriciteitsmeter, zoals de verbreking van de verzegelingen aan het telwerkhuis, duidelijk waarneembaar. De verdachte is de eigenaar van de woning en hij heeft naar eigen zeggen ook wel eens in de meterkast gekeken. Het kan dan ook niet anders dan dat hij deze aanpassingen heeft gezien. Ook moet hij hebben geweten dat wanneer de stroom legaal zou zijn afgenomen, zijn energierekeningen beduidend hoger zouden zijn geweest in de periode dat hij de hennepkwekerij had, hetgeen volgens hem niet het geval was.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 13 december 2016 tot en met 12 juni 2018
te Capelle aan den IJssel opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in een pand aan de [adres verdachte] 112 hennepplanten en 150 gram henne
ptoppen, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 13 december 2016 tot en met 12 juni 2018
te Capelle aan den IJssel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom toebehorende aan [naam bedrijf] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen stroom onder zijn bereik had gebracht door verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar in zijn woning een hennepkwekerij gehad. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs. Hierbij heeft hij zich niet bekommerd om de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving als gevolg van de criminaliteit die met hennepteelt gepaard gaat. Bovendien heeft hij met de hennepkwekerij een gevaarlijke situatie gecreëerd voor de omwonenden. De ervaring leert immers dat hennepkwekerijen een groot risico op brand opleveren, omdat er heel veel stroom wordt gebruikt in vochtige ruimtes. Dit terwijl bij de aanleg van de installatie veelal niet wordt voldaan aan de veiligheidseisen, doordat de stroom, net als in dit geval, buiten de stroommeter om wordt afgetapt. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar levert ook diefstal van elektriciteit op. De energiebedrijven worden daarmee benadeeld en uiteindelijk de consumenten aan wie de kosten worden doorberekend. De hennepteelt is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid, criminaliteit en veiligheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat met de handel in hennep grote winsten worden gemaakt, die buiten de legale economie gehouden worden. De verdachte heeft kennelijk geen enkele boodschap gehad aan al deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er zelf financieel beter van te worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Op dit uittreksel staan twee openstaande zaken vermeld, waarvan op de terechtzitting is gebleken dat die inmiddels zijn afgedaan. De verdachte is op 3 december 2019 voor de daarin ten laste gelegde feiten veroordeeld. Daarmee zal rekening worden gehouden overenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf opleggen. De hennepkwekerij was professioneel opgebouwd. De verdachte heeft ook bewust en uit eigen beweging gekozen voor het opstarten van een hennepkwekerij en heeft dit, zoals hij ook zelf heeft verklaard, onder meer gedaan om daarmee geld te verdienen. Gelet hierop wordt oplegging van een geldboete, zoals verzocht door de verdediging, niet passend geacht.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 12 juni 2018 te Capelle aan den IJssel opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres verdachte] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 112 hennepplanten en/of 150 gram hennetoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3/B van de Opiumwet);
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 12 juni 2018 te Capelle aan den IJssel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed) geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen stroom onder zijn bereik had gebracht door braak en/of verbreking;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht