ECLI:NL:RBROT:2020:1588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/660341-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt en diefstal van stroom

Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van stroom. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. E.M. Harbers, behandeld, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 79.299,39. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengsten van de hennepteelt, waarbij rekening is gehouden met de kosten en de schadevergoeding die de veroordeelde al had voldaan aan Stedin Netbeheer B.V. voor de diefstal van stroom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende de periode van 13 december 2016 tot 17 april 2018 een hennepkwekerij heeft gehad en dat er aanwijzingen zijn voor meerdere oogsten. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar dit verweer werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het voordeel correct was en dat de veroordeelde verplicht was het bedrag aan de staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/660341-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2020 waarop de vordering tegelijk met de strafzaak is behandeld.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van heden, 22 januari 2020, is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. E.M. Harbers, zoals deze na wijziging op de terechtzitting van 8 januari 2020 is komen te luiden, strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt geschat op € 79.299,39; en
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel van € 79.299,39.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschatte voordeel betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van één van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde bij voornoemd vonnis is veroordeeld, te weten de hennepteelt (feit 1).
De officier van justitie heeft in aanmerking genomen dat de veroordeelde het door Stedin Netbeheer B.V. (hierna: Stedin) berekende bedrag aan schade als gevolg van de diefstal van stroom (feit 2), te weten € 3.604,55, reeds aan Stedin heeft voldaan. Zij heeft dit bedrag in mindering gebracht op het in het ontnemingsrapport vermelde bedrag van € 82.903,94 aan wederrechtelijk verkregen voordeel.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Bij vonnis van heden is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL

Standpunt verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat er geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft verklaard dat er slechts één eerdere oogst is geweest en dat die oogst is mislukt. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat er meer oogsten zijn geweest. De door de politie en de fraudespecialist van Stedin genoemde aanwijzingen zijn daarvoor onvoldoende, mede gelet op de verklaring van de veroordeelde dat hij de spullen voor de hennepkwekerij tweedehands heeft overgenomen.

Beoordeling

In het vonnis in de strafzaak is het onder 1 ten laste gelegde feit (de hennepteelt) bewezenverklaard ten aanzien van de gehele ten laste gelegde periode, namelijk 13 december 2016 tot en met 12 juni 2018. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van de politie en de fraudespecialist van Stedin en hun conclusie dat er aanwijzingen zijn voor 7 eerdere oogsten. Gelet op de feitelijke situatie waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, zoals uitgebreid en gedetailleerd beschreven door de verbalisanten en de fraudespecialist van Stedin, heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen geacht dat de veroordeelde de hennepkwekerij gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft gehad. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Aan de hand van het ontnemingsrapport [1] en het verhandelde ter zitting schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de officier van justitie, op € 79.299,39. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt het volgende overwogen.
De financieel rapporteur heeft bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn rapport de geschatte berekeningsmethode per oogst gehanteerd. De rechtbank zal deze berekeningsmethode volgen.
Het ontnemingsrapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013 [2] , zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het hierna vermelden van de conclusies en onderdelen van het rapport.
Ontnemingsperiode: 13 december 2016 tot 17 april 2018
Deze periode beslaat 70 weken. De hennepkwekerij is ontdekt op 12 juni 2018. De staande oogst was naar schatting 8 weken oud. De start van de staande oogst is 8 weken vóór de ontdekking, te weten op 17 april 2018. Verder is uitgegaan van 7 reeds eerder gerealiseerde oogsten. Uitgaande van een groeicyclus van 10 weken per oogst en 7 voorgaande oogsten, start de ontnemingsperiode 70 weken vóór 17 april 2018. Dat is op 13 december 2016.
Wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst
In de kwekerij stonden minimaal 112 hennepplanten.
Opbrengst hennep per plant
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel in het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 minimaal 28,2 gram.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
112 planten x 28,2 gram = 3,158 kilogram.
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,= per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 3,158 kilogram x € 4.070,= € 12.854,70.
Kostenberekening
Uit het onderzoek komt naar voren dat de veroordeelde voor het knippen van de hennepplanten geen kosten heeft gemaakt. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is dus geen rekening gehouden met kosten voor knippers.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken
hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken als volgt:
Afschrijvingskosten : 150 € 150,=
Hennepstekken : 112 x € 3,81 = 426,72 € 426,72
Variabele kosten : 112 x € 3,88 = 434,56
€ 434,56
Totaal aan kosten : € 1.011,28
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst 7 (oogsten) x € 12.854,70 € 89.982,90
Totale kosten 7 (oogsten) x € 1.011,28 -/-
€ 7.078,96
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 82.903,94
Nu inmiddels is gebleken dat de veroordeelde het door Stedin berekende bedrag aan schade als gevolg van de diefstal van stroom (feit 2), te weten € 3.604,55, reeds aan Stedin heeft voldaan, wordt dit bedrag naast eerdergenoemde kosten - conform de vordering van de officier van justitie - op het te berekenen voordeel in mindering gebracht.
Gelet op al het voorgaande, wordt het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel daarom vastgesteld op
€ 79.299,39.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde te betalen bedrag aan de staat terug te betalen.
Daarom zal worden bepaald dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 79.299,39 (zegge: negenenzeventigduizend tweehonderdnegenennegentig euro en negenendertig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 79.299,39 (zegge: negenenzeventigduizend tweehonderdnegenennegentig euro en negenendertig eurocent);
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 540 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal bevattende het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, nummer [procesverbaalnummer], gedateerd 18 juni 2018, opgemaakt door [naam agent], aspirant van de politie Eenheid Rotterdam.