ECLI:NL:RBROT:2020:1663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/10/591232 / JE RK 20-396
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 februari 2020 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 10 februari 2020, en betreft zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die in 2004 is geboren. De ouders van [naam kind] zijn gescheiden, en zij woont bij de vader. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als [naam kind] en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind]. Er is sprake van schoolverzuim, hechtingsproblematiek en een verstoorde relatie met de moeder. De vader heeft moeite met de opvoeding en kan [naam kind] niet goed aansturen. De hulpverlening van ASVZ heeft nog niet het gewenste resultaat opgeleverd. De moeder is vanwege haar persoonlijke problematiek niet in staat om de opvoeding op zich te nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en hulpverlening voor [naam kind] in te zetten.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 februari 2020 tot 19 augustus 2020. Tevens is bepaald dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot 1 juli 2020 pro forma. De kinderrechter heeft verzocht om een rapportage van de Raad uiterlijk twee weken voor de pro forma datum. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591232 / JE RK 20-396
datum uitspraak: 19 februari 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
10 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2020.
Op 19 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ouders zijn gescheiden en [naam kind] woont bij de vader. De vader was vanwege nachtdiensten onvoldoende aanwezig voor [naam kind] . Omdat de vader dagdiensten is gaan draaien, is de situatie verbeterd. Er wordt echter nog steeds een te groot beroep gedaan op de zelfstandigheid van [naam kind] . Er is sprake van schoolverzuim, hechtingsproblematiek en een verstoorde relatie met de moeder. Ook is het zorgelijk dat [naam kind] geen anticonceptie gebruikt. Daarnaast kunnen [naam kind] en de vader niet goed samenwerken. De hulpverlening van ASVZ sluit niet goed aan bij hen. [naam kind] staat op een wachtlijst voor dagbehandeling bij Pameijer. Het is van belang dat een jeugdbeschermer regie houdt op de hulpverlening.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De afgelopen periode is er sprake geweest van een minimale verbetering in de situatie van [naam kind] . De vader volgt de adviezen van ASVZ op en is consequenter geworden richting zijn dochter. [naam kind] laat zich echter niet sturen door anderen. Zij accepteert het gezag van de vader niet, is ’s nachts vaak buiten op straat en gaat niet dagelijks naar school. Mede daardoor zal [naam kind] haar examen dit jaar waarschijnlijk niet halen. Ze moet, naar eigen zeggen, nog 25 deeltoetsen inhalen. Hoewel de ouders betrokken zijn, lukt het niet om de zorgen weg te nemen. [naam kind] staat op een wachtlijst voor een begeleide woonvorm en naschoolse dagbehandeling.
De vader heeft zich verzet tegen het verzoek van de Raad. Hij heeft zelf altijd om hulpverlening bij het wijkteam gevraagd. De vader heeft opvoedondersteuning van ASVZ, omdat hij de rol van vader én moeder op zich heeft genomen. Ook is [naam kind] aangemeld voor dagbehandeling bij Pameijer. Hij probeert [naam kind] te motiveren om haar examen dit jaar te halen. Zij heeft tot 21 februari 2020 de tijd om haar opdrachten in te halen. De vader twijfelt of [naam kind] dit zal halen. Daarnaast wil de vader niet dat [naam kind] zwanger wordt, maar hij kan haar niet dwingen om de anticonceptie in te nemen. De vader vindt het vervelend dat de hulpverlening langzaam op gang komt.
De moeder is het eens met het verzoek. [naam kind] luister niet goed en doet waar zij zin in heeft. De moeder heeft dagelijks telefonisch contact met [naam kind] . De moeder wil dat er meer stabiliteit komt in het leven van haar dochter.

De mening van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat zij gisteren van de fiets is gevallen en haar arm daarom in het gips zit. [naam kind] vindt dat het goed met haar gaat. Zij hoeft nog maar een paar opdrachten in te halen om examen te mogen doen. [naam kind] denkt dat ze het examen gaat halen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind] . Zij vertoont zelfbepalend gedrag, accepteert het gezag van de vader niet en is regelmatig ’s nachts op straat te vinden. Ook is sprake van veelvuldig schoolverzuim. Het is zorgelijk dat [naam kind] nog veel opdrachten op school moet inhalen en dit moet doen voor 21 februari 2020 om dit jaar examen te mogen doen. Dit zal een moeilijke opgave worden. Daarnaast slikt [naam kind] niet elke dag haar anticonceptie, waardoor het risico bestaat op een ongewenste zwangerschap. De kinderrechter acht het van belang dat zij hierover in gesprek gaat met de hulpverlening, ook om te zien of er andere vormen van anticonceptie voorhanden zijn, die niet elke dag aandacht vragen. Bovendien zijn er zorgen over de opvoedsituatie. De vader heeft moeite met de opvoeding van [naam kind] , de financiën en het huishouden. Hij is momenteel onvoldoende in staat om [naam kind] aan te sturen en te begrenzen. De hulpverlening van ASVZ heeft nog niet het gewenste resultaat gehad. De moeder is vanwege haar persoonlijke problematiek niet in staat om de opvoeding op zich te nemen.
Gelet op bovenstaande zorgen is de kinderrechter van oordeel de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen, hulpverlening voor [naam kind] in te zetten en duidelijke afspraken met elkaar te maken. De komende periode is het van belang dat [naam kind] kan starten met de naschoolse dagbehandeling van Pameijer.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat de kinderrechter erg geschrokken is van de situatie rond [naam kind] en zijzelf nog niet echt de ernst daarvan inziet, zal de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden worden uitgesproken en het overig verzochte pro forma worden aangehouden. Op een volgende zitting mag [naam kind] de kinderrechter vertellen wat er allemaal is veranderd en hoe goed het met haar gaat.
De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van
19 februari 2020 tot 19 augustus 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 juli 2020 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.