In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2020 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een vrouw en een man, die samen ouders zijn van een minderjarige. De procedure betreft verzoeken van de man om gezamenlijk ouderlijk gezag en een zorgregeling, alsook de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2020 zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, en de raad voor de kinderbescherming verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad van april 2014 tot mei 2019 en dat zij de ouders zijn van een minderjarige, geboren in 2017. De vrouw oefent momenteel het ouderlijk gezag alleen uit. De man heeft verzocht om gezamenlijk gezag, maar de vrouw stemt hier niet mee in. De rechtbank heeft de communicatie tussen partijen als problematisch beoordeeld, maar heeft ook opgemerkt dat partijen bereid zijn om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en heeft het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag toegewezen. Daarnaast hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling en is de onderhoudsbijdrage vastgesteld op € 275,- per maand, met als ingangsdatum 1 juli 2019. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.