ECLI:NL:RBROT:2020:1731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589142 / JE RK 20-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met medische problemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005, die gediagnosticeerd is met het nefrotisch syndroom. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarige en de thuissituatie. De ouders van de minderjarige, die het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek. Ze gaven aan dat de situatie verbeterd was door een wijziging in het medicatiegebruik van de minderjarige, waardoor hij beter functioneerde en de hulpverlening niet meer noodzakelijk was.

Tijdens de zitting is de minderjarige in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden zorgen waren over het gedrag van de minderjarige, maar dat deze zorgen in de loop van het afgelopen jaar zijn afgenomen. De minderjarige heeft zijn dieet aangepast, is afgevallen en doet aan sport, wat heeft bijgedragen aan zijn verbetering. De ouders zijn betrokken bij de medische behandeling en de minderjarige presteert goed op school. Ondanks dat de ouders onvoldoende inzicht geven in de huidige thuissituatie, oordeelt de kinderrechter dat er geen ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige is en dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om de minderjarige onder toezicht te stellen afgewezen, omdat niet voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589142 / JE RK 20-25
datum uitspraak: 31 januari 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] (Suriname), hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2020.
Op 31 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
[voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] is gediagnostiseerd met het nefrotisch syndroom. De behandeling van zijn ziekte is moeizaam verlopen. [voornaam minderjarige] heeft veel last gehad van de bijwerkingen van zijn medicatie. Hij werd erg gespannen en in de thuissituatie liepen de spanningen hoog op. Inmiddels heeft [voornaam minderjarige] andere medicatie gekregen, waardoor een omslag in het gedrag van [voornaam minderjarige] is gekomen.
Er zijn geen spanningen meer in de thuissituatie en de hulpverlening lijkt niet langer noodzakelijk. Omdat de ouders de afgelopen periode onvoldoende zicht in de thuissituatie hebben gegeven, zijn er nog zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de belanghebbenden

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd. De jeugdbeschermer is in het drangkader betrokken bij het gezin. In mei 2019 heeft de jeugdbeschermer een terugmelding gedaan bij het jeugdbeschermingsplein. Er waren zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] , maar de ouders gaven aan dat het goed ging met [voornaam minderjarige] en hielden de hulpverlening af. Hierdoor is er geen zicht meer op de opvoedsituatie. Positief is dat het inmiddels beter lijkt te gaan met [voornaam minderjarige] . Wel blijven er zorgen over de opvoedsituatie, omdat de ouders hierin onvoldoende zicht geven.
Door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. In 2017 hebben de ouders zelf om hulp gevraagd in verband met het gedrag van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] vertoonde door zijn medicatiegebruik zorgelijk gedrag. De ouders hebben vervolgens niet de hulp gekregen die zij hadden gewild. Door een wijziging in het medicatiegebruik van [voornaam minderjarige] gaat het inmiddels beter met hem, waardoor de hulpverlening niet meer noodzakelijk is. De ouders ervaren de hulpverlening als belastend.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn geweest over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Hij vertoonde zelfbepalend en agressief gedrag. Daarnaast waren er veel spanningen in de thuissituatie en konden de ouders [voornaam minderjarige] moeilijk begrenzen in zijn gedrag. Dit hield verband met het dieet dat [voornaam minderjarige] moest volgen en de medicatie die hij moest innemen, omdat hij het nefrotisch syndroom heeft. In het afgelopen jaar is het medicatiegebruik van [voornaam minderjarige] gewijzigd. [voornaam minderjarige] is gezonder gaan eten, veel afgevallen en doet veel aan sport. Er zijn geen zorgen meer of hij zijn medicatie neemt en ook niet over zijn gewicht. De vader is zeer betrokken bij de medische behandeling van [voornaam minderjarige] . Ook op school doet [voornaam minderjarige] het goed. Hoewel de ouders onvoldoende inzicht geven in de huidige thuissituatie, is de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige] niet ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling daarom niet noodzakelijk.
Uit het voorgaande volgt dat is niet voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal het verzoek om [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het onderhavige verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.