In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 11 februari 2020 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om deze verlenging met zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De feiten tonen aan dat de moeder het ouderlijk gezag uitoefent over de kinderen, die bij haar wonen. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen, ondanks de vooruitgang die de moeder heeft geboekt in haar pedagogische vaardigheden. De kinderen hebben nog steeds problemen met schoolverzuim en hun ontwikkeling lijkt stagnerend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening moet worden voortgezet en dat er mogelijk intensievere hulp nodig is.
Op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting heeft de kinderrechter geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is verlengd tot 11 augustus 2020. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.