Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan de CoVa-training, contactverbod met het slachtoffer en de verplichting voor de verdachte een dagbesteding te hebben in de vorm van werk of opleiding.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdentachtig) dagen;
groot 107 (honderdenzeven) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaar;
- de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, bijvoorbeeld de CoVa plus of een individuele gedragstraining, indien na een intelligentieonderzoek blijkt dat er bij de veroordeelde sprake is van een beperkt intelligentieniveau of leerproblemen. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer in de onderhavige strafzaak (10-254051-19)
- de veroordeelde zal zich houden aan de afspraken die voortkomen uit het opstarten, realiseren en behouden van dagbesteding, hetzij in vorm van scholing, hetzij in de vorm van (vrijwilligers)werk. De veroordeelde zal meewerken aan een intelligentieonderzoek;
€ 602,61 (zegge: zeshonderdentwee euro en éénenzestig cent), bestaande uit € 102,61 (zegge: honderdentwee euro en éénenzestig cent) aan materiële schade en € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 602,61 (hoofdsom, zegge: zeshonderdentwee euro en éénenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;