ECLI:NL:RBROT:2020:1787

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
10-254051-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld in vereniging met strafoplegging en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met twee anderen op 21 oktober 2019 in Rotterdam de woning van de aangever is binnengedrongen en hem heeft beroofd van twee mobiele telefoons. Tijdens de beroving heeft de aangever letsel opgelopen door geweld van de verdachten. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verdediging van de verdachte niet kon aantonen dat hij niet betrokken was bij het delict. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €602,61 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-254051-19
Datum uitspraak: 24 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L.M. Kuiper, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan de CoVa-training, contactverbod met het slachtoffer en de verplichting voor de verdachte een dagbesteding te hebben in de vorm van werk of opleiding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent de ten laste gelegde diefstal met geweld te hebben gepleegd. Nu het wilsaspect ontbreekt, is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Het vermeende geweld dat zou zijn gebruikt jegens de aangever blijkt uitsluitend uit de verklaring van de aangever, maar wordt niet gesteund door bijkomend bewijs.
Bovendien is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarom dient de verdachte ook vrijgesproken te worden voor het ten laste gelegde medeplegen.
4.1.2.
Beoordeling
De aangever heeft - kort gezegd - verklaard dat op 21 oktober 2019 een drietal mannen zijn woning binnen kwam en hem heeft beroofd van twee telefoons. Een van de mannen - gekleed in groene kleding - pakte een telefoon van tafel en een andere man deed de telefoon in zijn schoudertasje. Ook zag aangever zijn andere telefoon niet meer. Omdat de aangever zijn telefoon terug wilde pakken onstond er een worsteling, waarbij de aangever door de drie mannen met vuisten op zijn gezicht en hoofd is geslagen. De aangever heeft één van de mannen vastgepakt die een zwarte bodywarmer aan had, waardoor zijn zwarte bodywarmer scheurde en op de straat viel. Het lukte de aangever om een tasje van deze man vast te pakken, maar de riem van deze tas scheurde af en viel ook op straat. Een van de mannen pakte het tasje van de grond en rende weg. Hij is samen met de andere man in de richting van de Brede Hilledijk gerend. De man - gekleed in groene kleding - die overbleef, is door de aangever vastgehouden totdat de politie ter plaatse kwam. Dit blijkt de verdachte te zijn. De aangever heeft ook verklaard dat in zijn woning een blikje energydrank stond waar één van de mannen uit heeft gedronken.
De aangever heeft tot slot verklaard letsel over te hebben gehouden aan het incident, te weten een verwonding aan zijn linker oog en voorhoofd.
Hiertegenover staat de verklaring van de verdachte. Hij verklaart dat hij niet in de woning van de aangever is geweest. Hij had in de buurt gevoetbald en ging daarna naar zijn neef die in de buurt van aangever woont. De verdachte wil niet verklaren met wie hij heeft gevoetbald. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij voor een garage door de aangever is aangevallen toen hij op straat richting zijn neef liep, waarbij de aangever schreeuwde, uithaalde naar het hoofd van de verdachte en hem vasthield. De verdachte heeft de aangever daarop een klap teruggegeven. Volgens de verdachte waren hier geen andere personen bij.
De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij, toen hij de deur opendeed van de garage, drie mannen zag vechten op de grond. Eén man was gekleed in het groen. Eén van de andere mannen had een grijs trainingspak aan en was in de richting van de Brede Hilledijk gegaan.
De politie heeft de bodywarmer, de riem van de tas en een blikje energydrank waarvan een van de mannen zou hebben gedronken in beslag genomen. Ook heeft de politie ter plaatse de verklaring van de aangever opgenomen. De aangever verklaarde beroofd te zijn van telefoons door de man die hij op dat moment vasthield en dat hij hierdoor letsel had opgelopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De verklaring van de aangever - in tegenstelling tot hetgeen door de verdediging geschetste gang van zaken - wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. In het dossier bevinden zich foto’s van het door de aangever opgelopen letsel die aan zijn aangifte zijn gehecht. Voorts heeft de getuige [naam getuige] verklaard dat meerdere mannen bij de vechtpartij waren betrokken en dat een van de mannen in de richting van de Brede Hilledijk is gegaan. Dit komt overeen met de verklaring van de aangever en past niet bij het alternatieve scenario zoals de verdachte heeft geschetst. Dat meerdere personen betrokken zijn geweest bij het incident, zoals door aangever wordt verklaard en door de getuige wordt bevestigd, kan ook blijken uit bodywarmer, de riem en het blikje energydrank dat op aanwijzen van de aangever door de politie in beslag is genomen. Daarom acht de rechtbank het alternatieve scenario van de verdachte niet geloofwaardig en de verklaring van de aangever wel geloofwaardig en gaat - ook met betrekking tot diens verklaring dat de feitelijke diefstal in de woning plaatsvond en het geweld doorging op straat - derhalve uit van de lezing van de aangever.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen oordeelt rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere twee mannen die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ook volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat verdachtes opzet was gericht op het medeplegen van een diefstal met geweldpleging.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
mobiele telefoons, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het (met kracht) meermalen, althans eenmaal stompen op het gezicht en hoofd van en beetpakken van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging. De verdachte is samen met twee mededaders de woning van de aangever binnen gegaan. Zij hebben twee telefoons weggenomen en hebben hierna de aangever op zijn gezicht en hoofd geslagen.
Met zijn handelen heeft de verdachte pijn en letsel veroorzaakt en ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander. Bovendien zijn dit soort feiten bijzonder beangstigend voor betrokkenen. De woning moet een plek zijn waar mensen zich veilig kunnen voelen en een dergelijke diefstal in een woning, maakt een grote inbreuk op dat gevoel van veiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
31 december 2019. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Volgens de reclassering ontbreekt een duidelijk delictpatroon. Bovendien zijn er tijdens het reclasseringsonderzoek geen signalen naar voren gekomen die duiden op een leeftijdsongebruikelijk patroon van antisociale gedragingen of structureel gewelddadig gedrag bij de verdachte. Eventuele risicoverhogende factoren of delictgerelateerde problemen (bijvoorbeeld of er sprake is van negatieve beïnvloeding vanuit de sociale omgeving) worden tijdens dit onderzoek onvoldoende inzichtelijk.
De verdachte stelt gemotiveerd te zijn om een diploma te behalen en de reclassering hierbij (of bij de inrichting van zijn leven) niet nodig te hebben. Beschermende factoren die genoemd kunnen worden, zijn onder andere dat hij geen schulden heeft, de thuissituatie stabiel lijkt te zijn en er onvoldoende aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat er sprake is van problematisch middelengebruik. De verdachte staat tevens open voor elektronisch toezicht, maar de motivatie hiertoe lijkt vooral extern gericht, om zodoende een langdurige detentie te voorkomen.
Door de reclassering wordt in geval van een veroordeling een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (de rechtbank gaat uit van 73 dagen voorarrest) met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval passend en geboden is.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank - evenals de officier van justitie en de verdediging - geen meerwaarde in de oplegging van een locatieverbod en -gebod.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit de heer [naam benadeelde] in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 102,61 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van eigen schuld van de aangever in de zin van artikel 6:103 BW omdat aangever is begonnen met slaan.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Daarbij ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, geen aanleiding rekening te houden met het gegeven dat de aangever in de door de verdachte en zijn mededaders veroorzaakte situatie, ter verdediging van zijn persoonlijke eigendommen, zelf ook klappen heeft uitgedeeld.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 602,61, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdentachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 107 (honderdenzeven) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, bijvoorbeeld de CoVa plus of een individuele gedragstraining, indien na een intelligentieonderzoek blijkt dat er bij de veroordeelde sprake is van een beperkt intelligentieniveau of leerproblemen. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer in de onderhavige strafzaak (10-254051-19)
  • de veroordeelde zal zich houden aan de afspraken die voortkomen uit het opstarten, realiseren en behouden van dagbesteding, hetzij in vorm van scholing, hetzij in de vorm van (vrijwilligers)werk. De veroordeelde zal meewerken aan een intelligentieonderzoek;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 602,61 (zegge: zeshonderdentwee euro en éénenzestig cent), bestaande uit € 102,61 (zegge: honderdentwee euro en éénenzestig cent) aan materiële schade en € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 602,61 (hoofdsom, zegge: zeshonderdentwee euro en éénenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 602,61 (zegge: zeshonderdentwee euro en éénenzestig cent),te vervangen door
12 dagen gijzeling;
toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en W.H.J. Stemker Köster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer mobiele telefoon(s),in elk geval enig(e) goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (met kracht) rukken/trekken aan en/of duwen tegen die [naam slachtoffer] .