In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de GI (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond), en andere betrokkenen aanwezig waren. De moeder heeft verzocht om afwijzing van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing, stellende dat zij een veilige en stabiele opvoedsituatie biedt en dat de hulpverlening vanuit de thuissituatie kan plaatsvinden. De GI heeft echter betoogd dat de verlenging noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van [naam kind], die gedragsproblemen vertoont en een specifieke opvoedingsbehoefte heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is geweest in de relatie tussen de moeder en [naam kind], maar dat er nog zorgen zijn over de emotieregulatie van [naam kind]. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 juni 2020, zodat [naam kind] de noodzakelijke traumabehandeling kan ontvangen en er duidelijkheid kan worden gecreëerd over haar perspectief. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.