In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar. Tijdens de zitting heeft de GI echter dit verzoek ingetrokken, omdat de ondertoezichtstelling al was verlengd tot 10 augustus 2020. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.
Daarnaast heeft de GI verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleegzorgvoorziening te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] goed functioneert in het huidige pleeggezin en dat er een perspectief biedend pleeggezin wordt gezocht. De moeder van [naam kind] heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, maar heeft in het verleden de bezoekafspraken niet nagekomen. De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengd tot 10 augustus 2020 en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 februari 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.