In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 15 februari 2019 en liep tot 15 februari 2020. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [voornaam minderjarige] onvoldoende in staat zijn om op een constructieve manier te communiceren in het belang van hun kind. Dit heeft geleid tot een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De ouders zijn bereid om te werken aan een ouderschapsplan, maar zijn niet in staat om dit zelfstandig te realiseren. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, tot 15 februari 2021. De kinderrechter benadrukt het belang van de betrokkenheid van de jeugdbeschermer om de situatie te monitoren en de ouders te ondersteunen bij het opstellen van een ouderschapsplan. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.G.L. van der Linden als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.