In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], bij hun vader. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI) belast met het gezag over de aanmelding van de kinderen bij een onderwijsinstelling voor de duur van de machtiging. De moeder had verzocht om een contra-expertise en om vervallenverklaring van eerdere schriftelijke aanwijzingen van de GI, maar deze verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kinderen behoefte hebben aan stabiliteit en dat de GI in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzingen heeft kunnen komen, gezien de onrust die de omgang met de moeder teweegbracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opvoedcapaciteiten van de moeder niet in balans zijn met de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen, en dat de vader en stiefmoeder openstaan voor hulpverlening. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 21 februari 2021, in het belang van de kinderen.