Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- mr. K.S. Kort, advocaat, namens de hiervoor genoemde advocaat;
- S. van Boxel, juridisch adviseur, namens de burgemeester.
2..Beoordeling
primairop het standpunt dat verzoekster, als gevolg van de onrechtmatig genomen crisismaatregel, immateriële schade heeft geleden. Verzoekster is drie dagen, van 27 januari 2020 tot en met 30 januari 2020, onrechtmatig opgenomen geweest en heeft daardoor € 150,- per dag schade geleden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verzoekster als
subsidiairegrond voor schadevergoeding naar voren gebracht dat een wettelijke voorschrift niet is nageleefd waardoor verzoekster immateriële schade heeft geleden. De advocaat verzoekt ten laste van verweerder een schadevergoeding van € 105,- per dag voor de periode van 27 januari 2020 tot en met 29 januari 2020. Daarbij sluit de advocaat aan bij de bedragen die in het strafrecht gelden.
primairdat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat de crisismaatregel terecht is genomen. Met betrekking tot het subsidiaire verzoek stelt de burgemeester te begrijpen dat de situatie voor verzoekster vervelend is geweest maar dat deze situatie niet dermate ernstig was dat daaruit een schadeplicht voortvloeit. Voor zover dat wel het geval is stelt de burgemeester dat het verzuim slechts één dag heeft geduurd. Op grond van artikel 7:2 lid 3 Wvggz heeft de burgemeester namelijk 24 uur de tijd om te zorgen voor een advocaat en vast staat dat verzoekster op 29 januari 2020 bij de verlenging van de crisismaatregel werd bijgestaan door een advocaat.