4.1.3.Beoordeling
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 16 december 2018 is de verdachte met zijn auto naar het adres [adres] in Rotterdam gereden. Het adres was als bestemming ingevoerd in het navigatiesysteem van de auto. De auto was voorzien van een op zeer professionele wijze ingebouwde verborgen bergruimte in de kofferbak, onder de ruimte voor het reservewiel. De verborgen ruimte was te openen met de in de auto aanwezige blanke sleutels.
Bij [adres] heeft de verdachte de auto geparkeerd. Daarna kwam een man, de medeverdachte [naam medeverdachte] , met een sporttas aanlopen en hij bleef bij de achterkant van de auto van de verdachte stilstaan. De verdachte stapte vervolgens uit en liep ook naar de achterzijde van zijn auto. De verdachte en de medeverdachte stonden toen samen bij de achterzijde van de auto. Vervolgens heeft de verdachte de kofferbak van de auto geopend en losse voorwerpen uit de kofferbak gehaald en op straat gelegd. Al die tijd stond de medeverdachte naast hem en keek hij toe. Daarna heeft de verdachte de bodemplaat van de kofferbak en het reservewiel uit de auto getild. De medeverdachte bleef toekijken. De medeverdachte heeft op enig moment de sporttas op de grond gezet, bij de spullen uit de kofferbak. In de sporttas bevond zich € 680.000,00 in contanten.
In de woning van de medeverdachte zijn 21 kilogram cocaïne, een geldtelmachine en een vuurwapen met daarop zijn DNA met bijbehorende munitie aangetroffen.
De verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij het witwassen van geld. Hij heeft – daarnaar gevraagd op de zitting – ook ontkend dat hij zich bezig hield met Hawala bankieren, in de zin dat hij betrokken zou zijn bij het overmaken van geld van migranten naar verwanten in hun land van herkomst.
De medeverdachte heeft geen verklaring willen afleggen over de herkomst van het geld in de sporttas.
De vraag die voorligt, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen of een poging daartoe.
Geld afkomstig uit enig misdrijf
Volgens vaste rechtspraak kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit een concreet misdrijf aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
De medeverdachte [naam medeverdachte] vervoerde een groot geldbedrag, namelijk € 680.000,00, in contanten. Hij vervoerde het geldbedrag in een sporttas en kwam naar een openbare plek, een parkeerplaats, om het geld over te dragen. Het voorhanden hebben en vervoeren van grote contante geldbedragen leveren een aanzienlijk veiligheidsrisico op en zijn daarom ongebruikelijk in het legale economische verkeer. Daarnaast wijst het feit dat de hiervoor genoemde goederen in de woning van de medeverdachte zijn aangetroffen, erop dat de medeverdachte zich bezig hield met (lucratieve) criminele activiteiten.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat het geld in de sporttas afkomstig is uit enig misdrijf. Nu de medeverdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Wetenschap van de verdachte
Zoals reeds overwogen, staat vast dat het adres [adres] als bestemming was ingevoerd in het navigatiesysteem van de auto van de verdachte. Verder staat vast dat de verdachte pas uitstapte toen de medeverdachte bij de achterzijde van zijn auto stond en dat hij vervolgens, terwijl de medeverdachte al die tijd met de sporttas naast hem bleef staan, de kofferbak van zijn auto heeft leeggeruimd en ook de bodemplaat en het reservewiel heeft verwijderd. Daaronder bevond zich de verborgen bergruimte die kon worden geopend met de sleutels die in de auto van de verdachte zijn aangetroffen.
De verklaring van de verdachte op de zitting dat hij de medeverdachte niet kende en niet de intentie had om de sporttas in zijn auto te plaatsen (maar in zijn kofferbak op zoek was naar een speelgoedautootje van zijn zoontje), is, gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, niet geloofwaardig.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat de verdachte naar het adres [adres] is gereden om de medeverdachte te ontmoeten, met de bedoeling om de sporttas (met geld) van de medeverdachte aan te nemen en die tas in de verborgen bergruimte, dus aan het zicht en aan controle onttrokken, te vervoeren. Als de verdachte al niet wist wat er in de sporttas zat, heeft hij door op deze manier te handelen in elk geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een voorwerp – te weten geld – van criminele herkomst zou verwerven.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het geld in de sporttas van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat ook – in voorwaardelijke zin – wist.
Poging tot witwassen
Op enig moment heeft de medeverdachte de sporttas met het geld op de grond gezet, naast de spullen uit de kofferbak. Daarop zijn de verdachte en de medeverdachte aangehouden.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte hiermee de sporttas met het geld niet verworven of (mede) voorhanden heeft gehad. De sporttas is niet feitelijk aan hem overgedragen. Dat de sporttas in zijn nabijheid op de grond heeft gestaan, is niet voldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte feitelijke zeggenschap over het geld heeft gehad. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde witwassen.
Nu het, zoals hiervoor al is overwogen, klaarblijkelijk wel de bedoeling van de verdachte was om de sporttas met het geld in ontvangst te nemen en dit voornemen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard, acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde – de poging tot verwerving en daarmee tot witwassen – bewezen.
Hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat de voorgenomen overdracht van dit geldbedrag zou plaatsvinden na legitimatie met een bankbiljet met een bepaald serienummer, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk een bankbiljet aan de medeverdachte heeft overhandigd. De waarnemingen van de verbalisanten bieden daartoe geen aanknopingspunten. Van dit onderdeel zal de verdachte daarom partieel worden vrijgesproken.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verweren worden dus verworpen.