Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.Standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
€ 543,- aan salaris voor de advocaat (1 punt liquidatietarief).
Rechtbank Rotterdam
Op 5 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof, een faillietverklaring heeft aangevraagd voor verweerster. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen omdat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van een vorderingsrecht van verzoekster op verweerster. Verzoekster stelde dat zij een opeisbare vordering had van € 3.653,28, voortvloeiend uit niet-betaalde facturen voor een kilometervergoeding die betrekking hadden op een auto die ter beschikking was gesteld aan de voormalig bestuurder van verweerster. Verweerster is echter niet verschenen en heeft de vordering betwist, waarbij werd aangevoerd dat de auto niet aan verweerster, maar aan de voormalig bestuurder was ter beschikking gesteld. De rechtbank oordeelde dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en dat eerdere betalingen door verweerster niet als bewijs konden dienen voor de huidige vordering. De rechtbank heeft ook ambtshalve proceskosten aan de zijde van belanghebbende [naam bedrijf 1] toegewezen, omdat verzoekster zonder deugdelijke onderbouwing het faillissement had aangevraagd. De beslissing houdt in dat het verzoek tot faillietverklaring wordt afgewezen en dat verzoekster in de proceskosten wordt veroordeeld.