ECLI:NL:RBROT:2020:2272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
C/10/588691 / KG ZA 19-1325
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorlopige verklaring voor recht inzake dekking onder verzekeringsovereenkomst en aansprakelijkheidsstelling

In deze zaak vorderen Legro Beheer B.V. en Legro Potgrondbedrijf B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Legro c.s.) in kort geding een voorlopige verklaring voor recht dat de schade die is ontstaan door de aansprakelijkstelling van Schippers Europe B.V. onder de dekking van hun verzekeringsovereenkomst valt. De eisers stellen dat zij in de gebruikelijke bedrijfsvoering potgrond produceren en dat het product dat zij voor Schippers hebben vervaardigd, niet als veevoer maar als potgrond moet worden beschouwd. De gedaagden, RSA en Aon, betwisten de dekking en stellen dat de productie van veevoer niet onder de verzekering valt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband tussen het product en de schade aan de varkens, en dat de vordering prematuur is. De vorderingen worden afgewezen, en Legro c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de opzegging van de verzekering door RSA tijdig en rechtsgeldig was, en dat er geen spoedeisend belang is voor de gevorderde voorzieningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/588691 / KG ZA 19-1325
Vonnis in kort geding van 27 januari 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGRO BEHEER B.V.,
gevestigd te Asten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGRO POTGRONDBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Helmond,
eiseressen,
advocaat mr. N. van Beurden te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de rechtspersoon naar Engels recht
PUBLIC LIMITED COMPANY ROYAL & SUN ALLIANCE INSURANCE PLC, met handelsnaam
[handelsnaam 1],
kantoorhoudende te Rotterdam,
advocaat mr. J.A. Kopp te Utrecht,
2.
AON NEDERLAND C.V.tevens handelend onder de naam
[handelsnaam 2],
gevestigd te Rotterdam,
advocaten mr. M.M. van Asch en mr. R. Noordermeer te Rotterdam,
gedaagden.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk Legro c.s. genoemd en afzonderlijk Legro Beheer en Legro Potgrond. Gedaagden worden gezamenlijk RSA c.s. genoemd en afzonderlijk RSA en Aon.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen, met producties 1 tot en met 25;
  • de conclusie van antwoord van RSA, met producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord van Aon, met producties 1 tot en met 9;
  • het e-mailbericht van 13 januari 2020 van mr. Van Beurden;
  • de mondelinge behandeling op 13 januari 2020;
  • de pleitnota van Legro c.s., met productie 26;
  • de pleitnota naar aanleiding van stuken RSA van Legro;
  • de pleitnota van RSA;
  • de pleitnota van Aon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Legro Beheer is de beheersmaatschappij van Legro Potgrond.
2.2.
Legro Potgrond is een onderneming die potgronden en substraten produceert en verkoopt voor de professionele en consumentenmarkt met productielocaties in Asten en Helmond.
2.3.
Legro Beheer heeft in 2012 haar tussenpersoon ABN AMRO Verzekeringen B.V. (hierna: ABN AMRO) gevraagd te adviseren en te bemiddelen omtrent een aansprakelijkheidsverzekering.
2.4.
ABN AMRO heeft op haar beurt Aon als placing broker gevraagd dit risico via de assurantiebeurs te verzekeren.
2.5.
Tussen Legro Beheer en RSA is op 1 juli 2013 een verzekeringsovereenkomst (aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven) tot stand gekomen. De polis luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
VerzekeringnemerLegro Beheer B.V.
ActiviteitenFabricage van en handel in potgrond, substraten, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, landbouwbenodigdheden en aanverwante zaken inclusief onder meer winkelartikelen, advies en begeleiding.
Exploitant van onroerende zaken
Beheer- en holdingmaatschappij
(…)
Verzekerd bedragEUR 5.000.000,00 per aanspraak
gemaximeerd tot
EUR 10.000.000,00 per verzekeringsjaar
Sublimiet:
EUR 250.000,00 per aanspraak
Voor de dekking zoals vermeld in clausule [kenmerk clausule 1]
Sublimiet:
EUR 500.000,00 per aanspraak
gemaximeerd tot
EUR 1.000.000,00 per verzekeringsjaar
voor de dekking zoals vermeld in clausule [kenmerk clausule 2] Bezoekers
Eigen risicoEUR 2.500,00 per aanspraak
voor zaak- en personenschade
EUR 10.000,00 per aanspraak
voor schade door (op-)geleverde zaken alsmede met betrekking tot de dekking in clausule [kenmerk clausule 3] Uitbreiding schadebegrip
Algemene voorwaarden[kenmerk 1] Claims made
ClausulesVoor de volledige inhoud van onderstaande clausules verwijzen wij naar het clausuleblad.
(…)
PRIORITEITENBEPALING
Voor zover sprake mocht zijn van tegenstrijdigheden in de tekst van de hiervoor van toepassing
verklaarde voorwaarden gelden de volgende voorrangsregels:
- Clausules gaan voor verzekeringsvoorwaarden
- Aanvullende verzekeringsvoorwaarden gaan voor verzekeringsvoorwaarden en clausules
Tegenstrijdigheden in bepalingen van gelijke rangorde worden niet ten nadele van de verzekerde uitgelegd.
[kenmerk 2] VAN TOEPASSING ZIJNDE VERZEKERINGSVOORWAARDEN
Waar in deze polis wordt verwezen naar verzekeringsvoorwaarden wordt daarmee bedoeld de op het polisblad van toepassing verklaarde verzekeringsvoorwaarden.
(…)
[kenmerk 3] VRIJWARINGSBEDINGEN
In afwijking van hetgeen in art. 11.5 van de verzekeringsvoorwaarden ter zake van een vrijwarings- of ander soortgelijk beding wordt bepaald is mede die voor verzekerden voortvloeit uit voorwaarden waarop:
- werkzaamheden zijn aangenomen en uitgevoerd;
- personen – al dan niet tegen betaling – aan verzekerden ter beschikking zijn gesteld;
- verzekerden deelnemen aan tentoonstellingen, beurzen e.d.;
- diensten aan verzekerden zijn verleend, werkzaamheden voor verzekerden zijn verricht e.d.;
- vergunningen en/of concessies aan verzekerden zijn verleend tot het op bepaalde manieren en/of op bepaalde plaatsen verrichten van werkzaamheden, het verlenen van diensten e.d.
(…)
[kenmerk 4] OMSTANDIGHEID
Onder omstandigheid in de zin van art. 10.2 van de verzekeringsvoorwaarden wordt verstaan:
Feiten waaruit een reële bedreiging van een aanspraak kan worden afgeleid.
Als zodanig worden beschouwd feiten ten aanzien waarvan verzekerde concreet kan mededelen uit welk handelen of nalaten de aanspraak kan voortvloeien en van wie de aanspraak kan worden verwacht.
[kenmerk 5] VOORWAARDEN VERZEKERDEN
Verzekerden hebben de vrijheid bij het aangaan van een overeenkomst met opdrachtgevers/afnemers hun aansprakelijkheidsbeperkende of -uitsluitende voorwaarden niet toe te passen, alsmede indien deze voorwaarden wel van toepassing zijn – in geval van schade – af te zien van een beroep daarop.
(…)
[kenmerk 6] PRIVATE LABEL
1. In afwijking van het bepaalde in art. 11.5 van de verzekeringsvoorwaarden terzake van een vrijwaringsbeding geldt dat mede is verzekerd de aansprakelijkheid van verzekerden op grond van de “Contractuele regeling van fabrikanten en afnemers ten aanzien van productenaansprakelijkheid bij levering onder Private Labels” (zijnde een regeling tussen de Nederlandse merkartikelen fabrikanten, verenigd in de stichting “het Merkartikel: enerzijds en het “Centraal Bureau levensmiddelen” anderzijds).
2. De in lid 1 bedoelde regeling gaat niet verder dan de aansprakelijkheid welke voor verzekerde als ‘producent” voortvloeit uit art. 6:185 t/m 193 Burgerlijk Wetboek.
(…)
[kenmerk 7] ANDERE VERZEKERDEN
Andere verzekerde(n) als bedoeld in art. 1.2.1.2 van de verzekeringsvoorwaarden is (zijn):
Legro Potgrondbedrijf B.V.
(…)
[kenmerk 8] OVERIGE VERZEKERDEN
Andere verzekerde(n) als bedoeld in art. 1.2.3.1. van de op het polisblad van toepassing verklaarde verzekeringsvoorwaarden is (zijn):
- hulppersonen (waaronder begrepen onderaannemers) die in opdracht van verzekerde werkzaamheden uitvoeren.
Verzekeraars behouden zich het recht voor de schade te verhalen op een aansprakelijke aannemer.
- de bij de activiteiten betrokken opdrachtgevers.
(…)
[kenmerk clausule 3] UITBREIDING SCHADEBEGRIP
Voorzover nodig in aanvulling op het bepaalde in art. 1.5 van de verzekeringsvoorwaarden wordt onder schade aan zaken tevens verstaan schade uit gewassen verkregen stoffelijke opbrengsten en/of producten zoals aardappelen, (bloem-)bollen, bloemen, vruchten, zaden en dergelijke, waaronder medebegrepen onbruikbaarheid voor de door de afnemer van verzekerden beoogde productiedoeleinden van deze producten, alsmede verminderde opbrengst of waardevermindering door afwijking in kwantiteit, kwaliteit, aard of soort van de gewassen of die producten.
(…)”
2.6.
De op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)
1.5
Schade
Onder schade wordt verstaan schade als gevolg van personenschade en/of zaakschade.
(…)
1.5.2
Zaakschade
Onder zaakschade wordt verstaan beschadiging, vernietiging, verontreiniging, verlies of het vuil worden van zaken of het zich daarop of daarin bevinden van vreemde stoffen met inbegrip van alle op geld waardeerbare gevolgschade. Schade aan eigendommen van de aansprakelijk gestelde verzekerde wordt niet als een zaakschade in de zin van deze polis beschouwd.
(…)
5 Duur en beëindiging
5.1
Wanneer de verzekering voor een bepaalde periode is gesloten, loopt zij aan het einde van
die periode automatisch en stilzwijgend af, tenzij partijen anders overeenkomen.
5.2
Wanneer de verzekering met het beding van stilzwijgende verlenging is gesloten, wordt zij
automatisch en stilzwijgend overeenkomstig het polisblad verlengd, tenzij opzegging heeft
plaatsgevonden overeenkomstig art. 5.3 of 5.4.
5.3
Verzekeraars zijn bevoegd de verzekering per enige contractsvervaldag schriftelijk op te
zeggen, mits daarbij een opzegtermijn van tenminste 3 maanden in acht wordt genomen.
(…)
8 Mededelingen
8.1
Alle mededelingen die verzekerde en verzekeraars aan elkaar dienen of wensen te doen
gelden eveneens als gedaan zodra deze ter kennis van Aon zijn gebracht.
(…)
11.5
Aansprakelijkheidsverhogende bedingen
Niet gedekt is de aansprakelijkheid van verzekerden voor door derden geleden schade gegrond op een boete-, schadevergoedings-, garantie-, vrijwarings- of ander soortgelijk beding, behalve indien en voor zover aansprakelijkheid ook zonder een zodanig beding zou hebben bestaan.
(…)
12.3
Schadevergoeding
12.3.1
Het bedrag van de schadevergoeding dat verzekerde gehouden is aan derden te betalen
krachtens rechterlijke uitspraak, arbitrale beslissing of minnelijke regeling tot stand gekomen overeenkomstig art. 12.2 wordt, na aftrek van het eventueel geldend eigen risico, tot ten hoogste het verzekerde bedrag voor alle verzekerden tezamen door verzekeraars vergoed; één en ander ongeacht of het bedrag van de schadevergoeding hoger of later is dan het aanvankelijk van verzekerde gevorderde bedrag.
12.3.2
Verzekeraars zullen, ook indien de hierna te noemen rente en kosten tezamen met het
bedrag van de schadevergoeding het verzekerde bedrag mochten overtreffen, tevens vergoeden:
12.3.2.1 de wettelijke rente, voor zover deze loopt over het ten laste van verzekeraars komende
gedeelte van de hoofdsom;
12.3.2.2 de overeenkomstig art. 12.2 gemaakte kosten van verweer tegen aanspraken van derden,
ook al blijken deze ongegrond, met inbegrip van de proceskosten tot betaling waarvan verzekerde mocht worden veroordeeld;
12.3.2.3 de overeenkomstig art. 12.2 gemaakte kosten van rechtsbijstand in verband met een tegen
verzekerde ingestelde strafvervolging;
12.3.2.4 de gemaakte bereddingskosten, ook indien deze namens verzekerden worden gemaakt.
12.3.3
Het eventueel geldende eigen risico is niet van toepassing op kosten bedoeld in art.
12.3.2.2. t/m 12.3.2.4.
12.3.4
In afwijking van het bepaalde in art. 6.2 kan hetgeen krachtens deze verzekering aan
schadevergoeding(en) verschuldigd is rechtstreeks aan de benadeelde derde(n) worden betaald, waartoe verzekeraars aan Aon instructie kunnen geven.
12.3.5
In afwijking van artikel 7:962 lid 3 tweede zin BW nemen verzekeraars geen regres op
verzekeringnemer en/of verzekerde, tenzij verzekeringnemer en/of verzekerde de schade heeft/hebben veroorzaakt met opzet in de zin van art. 11.1.
12.3.6
Wanneer vergoeding van een schade (of een deel ervan) door of namens verzekeraars wordt afgewezen, verjaart de rechtsvordering van verzekerde op verzekeraars door verloop van 1 jaar te rekenen vanaf de dag volgende op de datum van afwijzing.
(…)”
2.7.
Legro Potgrond heeft in september 2015 in opdracht van Schippers Europe B.V. (hierna: Schippers) een nieuw product geproduceerd en verpakt, te weten diervoeder product [naam product] (hierna: [naam product] ) voor varkens. [naam product] bestaat uit turf waaraan ijzerglycinaat en zout wordt toegevoegd. Schippers heeft ten behoeve van de productie het ijzerglycinaat en het verpakkingsmateriaal aan Legro verstrekt.
2.8.
Op 24 september 2015 heeft Schippers per e-mail aan Legro Potgrond onder meer het volgende te kennen gegeven:
“(…)
Als het gaat lopen gaan we batches draaien van 3 of 4 volle vrachten per keer.
(…)
Schippers beslist halverwege de testperiode (zal tussen eind oktober en halverwege november zijn, over een go / no go. Bij go kunnen direct de private label zakken besteld worden bij [naam bedrijf] .
(…)”
2.9.
In 2017 worden diverse varkens afgekeurd voor de slacht vanwege (i.v.m. TBC) verdachte abcessen. De abcessen zijn mogelijk het gevolg van het eten van [naam product] . Schippers is daarom gestopt met de verkoop en levering van [naam product] .
2.10.
Op 6 april 2017 heeft Legro Potgrond bij ABN AMRO melding gemaakt van de (potentiële) schade. Volgens Schippers zijn de abcessen veroorzaakt door de aanwezigheid van Myobacterium-Avium in de door Legro Potgrond gebruikte grondstoffen c.q. substraten.
2.11.
Bij brief van 13 april 2017 heeft Schippers Legro Potgrond aansprakelijk gesteld. Legro Potgrond heeft deze aansprakelijkstelling doen toekomen aan ABN AMRO, waarna die via Aon aan RSA is toegestuurd.
2.12.
Op 20 april 2017 heeft Aon in opdracht van RSA expertisebureau EMN ingeschakeld om onderzoek te doen naar de schade. Het door EMN opgestelde “interim rapport aansprakelijk” (hierna: het rapport van EMN) van 21 september 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Schadegeval/Betreft:Schade aan vleesvarkens van klanten van wederpartij door afkeur tijdens het slachtproces i.v.m. TBC verdachte abcessen vermeend als gevolg van door wederpartij geleverde product [naam product] dat door verzekerde is samengesteld en geleverd waarvan in een batch de pathogeen Mycobacterium avium hominisuis is vastgesteld.
(…)
SchaderamingVooralsnog € 115.000,00 maar kan nog (aanzienlijk) oplopen.
(…)
Relatie tussen betrokken Precontractuele feiten en omstandigheden:
partijen:
Wederpartij is in 2015 met verzekerde in contract getreden met het verzoek om een private-label product [naam product] te produceren. Voor zover bekend is dit product niet eerder gemaakt en betrof het in eerste instantie een pilot.
Verzekerde levert potgrond en substraten aan de professionele tuinbouw en via tuincentra naar de consumentenmarkt.
Wederpartij heeft verzekerde gevraagd of hij het product [naam product] kan produceren. [naam product] is volgens het etiket van het private label product een aanvullend diervoeder voor zogende biggen tot een leeftijd van 3 weken met als doel om het ijzertekort na de geboorte te compenseren.
(…)
Het belang van het op deze plaats in het rapport al noemen van deze gegevens is de aandacht voor het feit dat verzekerde een potgrondleverancier is voor de tuinbouw en wederpartij een voedingssupplement wenste te produceren en op de markt te zetten.
Verzekerde en wederpartij opereren derhalve in totaal verschillende sectoren.
Dat wederpartij in contact is getreden met verzekerde is daarentegen in het geheel niet opmerkelijk omdat het basisproduct dat wederpartij zocht turf is. Turf is één van de basis grondstoffen van verzekerde echter, nimmer voor gebruik als voeding maar als substraat voor planten.
(…)
Verzekerde krijgt de toevoeging, het ijzerglycinaat, van wederpartij aangeleverd.
(…)
Contractuele stukken tussen verzekerde en wederpartij
(…)
De door verzekerde op 9 december 2016 opgemaakte en toegezonden opdrachtbevestiging treft u aan als bijlage 6. In de voetnoot van de opdrachtbevestiging worden, gelijk aan voorgaande verzonden facturen, de Algemene Voorwaarden van Potgrondfabrikanten van toepassing verklaard.
(…)
Schadeoorzaak:Hoewel op basis van het bovenstaande de causale relatie tussen het door verzekerde in opdracht van wederpartij geproduceerde [naam product] en de problemen met de varkens niet vast staat, lijkt dit wel in zekere mate aannemelijk. Wellicht dat dit door een specialist van de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer of een deskundige van de WUR op basis van de door ons verzamelde feiten en onderzoeken nog nader beoordeeld kan worden.
Nadere discussie:De onduidelijkheid wordt vooral nog veroorzaakt door de verschillende subspecies van de Mycobacterium en het niet betrokken zijn bij alle monstername en enkele onduidelijkheden v.w.b. de batchnummers. Er zijn bij verzekerde nog achtergehouden monsters van de verschillende batchnummers aanwezig.
(…)”
2.13.
Bij brief van 28 september 2017 heeft Aon het rapport van EMN aan Legro Beheer doen toekomen. Tevens is vermeld dat RSA te kennen heeft gegeven dat er geen dekking is op haar verzekering voor deze schade omdat het produceren en/of leveren van veevoer niet onder de in de polis opgenomen hoedanigheid valt.
2.14.
Bij e-mailbericht van 25 september 2018 heeft Schippers Legro Potgrond opnieuw een aansprakelijkstelling toegezonden en Legro Potgrond verzocht binnen vier weken aansprakelijkheid te erkennen.
2.15.
Bij brief van 6 november 2018 heeft Legro Potgrond aan Aon te kennen gegeven dat het standpunt dat er geen verzekeringsdekking is, onjuist is. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Van belang is dat de bedrijfsvoering van cliënte [Legro Potgrond] feitelijk ziet op het mengen van veen/turf met andere bestanddelen. Dat een derde partijen (zijnde Schippers) heeft gevraagd om ijzer met veen/turf te mengen, is dan ook een activiteit die eens te meer past binnen de gebruikelijke bedrijfsvoering van cliënte, evenzo als het verpakken van het mengsel. [naam product] wordt ook zodanig omschreven als een turfmengsel, aangevuld met ijzerchelaat. Cliënte meent dan ook dat zulks niet meer is dan een substraat/mengsel. De ‘definitie’ veevoer wordt door cliënte niet gegeven.
(…)
Allereerst wordt veen/turf in de volksmond aangeduid als potgrond. In de activiteiten is opgenomen: “
fabricage van potgrond”. Hieruit volgt dat iedere vorm van het mengen van het basisproduct potgrond/veen/turf onder deze activiteit valt en daarmee dus ook onderhavige schadekwestie waarbij turf met ijzer is vermengd.
Daarnaast valt het turf met ijzer-mengsel evengoed onder de definitie(…) van substraat, nu veen/turf immers als substraat wordt aangemerkt.
Ook is in de activiteiten opgenomen: landbouwbenodigdheden. Landbouwbenodigdheden wordt omschreven als het geheel van economische activiteiten, waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik. Hieruit volgt dat het land (zijnde veen/turf) wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik. In onderhavige schadekwestie wordt gesteld dat het gemengde product (bestaande uit land) gebruikt is in de veehouderij (varkens), welke varkens weer voor menselijk gebruik (waaronder consumptie wordt verstaan) waren bedoeld. Daarmee valt het mengsel en de keten onder landbouwbenodigdheden en daarmee ook onder de dekking.
Op grond van het voorgaande is de conclusie dan ook gerechtvaardigd dat de (gepretendeerde) schade wel degelijk onder de dekking van de verzekering valt. Voorgaande wordt versterkt door de aanduiding in de activiteiten met de zinsnede “
en aanverwante zaken inclusief onder meer winkelartikelen”. Immers, hieruit volgt dat ook al hetgeen met fabricage van potgrond/veen/turf verband houdt, of verband houdt met een substraat, dan wel verband houdt met landbouwbenodigdheden aan één van deze verwant, onder de dekking valt.
Daarbij komt ook nog dat in de verzekeringspolis in bepaling [kenmerk 6] Private Label is opgenomen dat mede is verzekerd de aansprakelijkheid van verzekerden op grond van de contractuele regeling van fabrikanten en afnemers ten aanzien van productaansprakelijkheid bij levering onder Private labels.
Onder bepaling [kenmerk 8] Overige verzekerden is tevens opgenomen dat de bij de activiteiten betrokken opdrachtgevers onder de verzekering vallen.
Daaruit kan worden opgemaakt dat, nu Schippers opdrachtgever van cliënte was, Schippers zelf nog onder de dekking van de verzekering zou vallen. Primair is het belang van cliënte enkel erop gericht dat alsnog dekking aan haar wordt verleend, daar Schippers reeds zelf een verzekeraar heeft, voor zover cliënte bekend is.
(…)
Het belang van cliënte mag duidelijk zijn, namelijk dat de schade valt onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering en dat cliënte zich weer kan bezighouden met haar bedrijfsactiviteiten.
(…)”
2.16.
Bij brief van 20 november 2017 heeft Schippers aan Legro Potgrond bericht dat haar verzekeraar een deel van de schade niet vergoed en dat de totale door Schippers geleden, niet gedekte schade voorlopig wordt begroot op € 1.090.883,- + p.m.
2.17.
Bij e-mailbericht van 7 december 2018 heeft RSA Legro Potgrond te kennen gegeven dat zij haar standpunt dat polisdekking ontbreekt, handhaaft.
2.18.
Na een op 6 maart tussen Legro Potgrond, ABN AMRO, Aon en RSA gehouden conference call over de dekking van de schade, heeft RSA per e-mail van 15 maart 2019 te kennen gegeven dat haar standpunt ongewijzigd blijft.
2.19.
Aon heeft op 18 maart 2019 aan Legro c.s. te kennen gegeven dat het standpunt dat een gerechtvaardigd vertrouwen van dekking is gewekt door het inschakelen van een expert (ook) niet wordt gedragen.
2.20.
Bij brief van 23 mei 2019 heeft Legro Potgrond RSA opnieuw aansprakelijk gesteld en gesommeerd tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst.
2.21.
Legro Potgrond heeft Aon op 23 mei 2019 eveneens aansprakelijk gesteld en verzocht om zorg te dragen voor een oplossing.
2.22.
RSA heeft per e-mail van 17 juni 2019 aan Legro Potgrond te kennen gegeven dat haar standpunt ongewijzigd blijft.
2.23.
Bij e-mailbericht van 8 juli 2019 heeft Aon Legro Potgrond onder meer het volgende te kennen gegeven:
“(…)
Bij Aon is op geen enkel moment kenbaar geweest dat Legro niet alleen potgrond maar ook veevoeder assembleerde en leverde. Ook de website van Legro geeft daarover geen duidelijke informatie.
(…)
Voor de goede orde attenderen wij erop dat Aon niet degene is die dekking heeft afgewezen. Integendeel zelfs, Aon heeft geprobeerd verzekeraar te bewegen alsnog dekking te verlenen. Daarbij is aangevoerd dat de sanctie die verzekeraar toepast op het feit dat niet bekend was dat Legro ook veevoeder assembleerde, namelijk het geheel afwijzen van de dekking, geen basis vindt in polis(voorwaarden) of wetgeving. Voor zover verzekeraar inderdaad het recht zou hebben om dekking ter discussie te stellen, zou het in de optiek van Aon meer voor de hand liggen als verzekeraar de schade zou behandelen conform de methodiek bij het niet nakomen van de mededelingsplicht (7:930 BW). Overigens moet daarbij wel onmiddellijk opgemerkt worden dat de assemblage van dier(bij)voeder een moeilijk verzekerbaar risico is.
(…)
Voor wat betreft uw betoog over ontbreken van de noodzaak om een expert naar de schade te laten kijken: het is ons niet duidelijk wat u Aon precies verwijt en welke schade cliënt geleden zou kunnen hebben door het vaststellen van de oorzaak en de omvang van de schade. Het expertise onderzoek is overigens primair in opdracht van de verzekeraar uitgevoerd. Verzekerden hebben altijd de mogelijkheid om een contra expert in te schakelen als zij het niet eens zijn met de uitkomst van het onderzoek.
(…)”
2.24.
ABN AMRO heeft bij per e-mail verzonden brief van 18 juli 2019 aan Legro Potgrond (onder meer) het volgende bericht:
“(…)
AAV [ABN AMRO] heeft op basis van de risico’s die zij met Legro Potgrond in kaart heeft gebracht bemiddeld bij het sluiten van verzekeringen. Omdat AAV zelf geen zaken doet op de beurs, is Aon als placing broker gevraagd om het risico op de beurs te sluiten. Aon heeft RSA bereid gevonden het risico te verzekeren.
(…)
Legro Potgrond heeft AAV nooit informatie gegeven die aanleiding vormde om te adviseren om risicowijzigingen aan verzekeraars door te geven of om te waarschuwen dat dergelijke activiteiten buiten de verzekerde hoedanigheid zouden vallen. Dit blijkt AAV niet uit haar dossier en het zou, als ik de stellingen van Legro Potgrond begrijp, ook niet logisch zijn dat Legro Potgrond dit zou hebben gemeld. Legro Potgrond is immers van oordeel dat zij niets anders heeft gedaan dan het mengen van turf met ijzer (zijnde: potgrond). De discussie met RSA spitst zich ook niet toe op de vraag of het produceren van veevoer onder de verzekerde hoedanigheid valt, maar op de vraag of het voor Schippers geproduceerde product, zoals RSA betoogt, veevoer betreft of, zoals Legro Potgrond betoogt, potgrond.
Dat Legro Potgrond (indien het standpunt van RSA stand zou houden) veevoer produceerde, kon AAV dus niet bekend zijn. AAV kan niet adviseren over- of waarschuwen voor risico’s die zij niet kende. AAV kon immers niet vermoeden dat Legro Potgrond producten zou gaan fabriceren die voor inname bestemd waren. Om die reden kan AAV niet aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen van het feit dat RSA dekking heeft geweigerd.
(…)”
2.25.
Bij e-mailbericht van 27 augustus 2019 heeft RSA aan Aon onder meer het volgende te kennen gegeven:
“(…)
Er is inmiddels één grote claim gemeld met een totale schadelast van ongeveer € 200k, de helft betaald, de helft uitstaand. Op basis hiervan wil ik de polis niet vrijmaken maar wel op basis van de mogelijke claim waarbij (de advocaat van) verzekerde stelt dat veevoer wel onder de huidige dekkingsomschrijving zou vallen. Wij vinden van niet.
(…)”
2.26.
In aanvulling op het e-mailbericht van 27 augustus 2019 heeft RSA op 20 september 2019 aan Aon het volgende gemaild:
“(…)
Ter verduidelijking van mijn eerdere e-mail van 27 augustus: heb polis per 1.1.2020 dus wel degelijk opgezegd.
(…)”
2.27.
Op 4 oktober 2019 heeft Aon aan RSA het volgende bericht:
“(…)
In verband met recente schades is deze polis door verzekeraars vrijgemaakt per 1-1-2020 (…)
Wij hadden de opzegging nog niet gecommuniceerd met relatie omdat we nog wachten op een up-date van het schadeverloop.
Ik verzoek je in ieder geval de opzegging te communiceren met relatie.
(…)”
2.28.
Op 9 december 2019 heeft Schippers Legro Potgrond een e-mail gestuurd waarin te kennen is gegeven dat het bericht als stuiting op grond van de artikelen 3:310 en 3:317 BW moet worden beschouwd. Tevens is verzocht binnen vier weken aansprakelijkheid te erkennen en dat anders wordt overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen.

3..Het geschil

3.1.
Legro c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. voorlopig voor recht verklaart dat de schadekwestie Schippers onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt c.q. dat RSA gehouden is onder de verzekeringsovereenkomst dekking te verlenen voor de aansprakelijkstellingen van Schippers en tot uitkering over te gaan, en voorts
II. RSA te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en alle (rechts)handelingen te verrichten die benodigd zijn voor de daadwerkelijke nakoming van de verzekeringsovereenkomst voor wat betreft de schadekwestie Schippers, waaronder doch niet uitsluitend:
a. het uitkeren van een bedrag van € 5.000.000,- per aanspraak gemaximeerd tot € 10.000.000,- per verzekeringsjaar voor zover aansprakelijkheid van Legro vast komt te staan c.q. wordt erkend, doch slechts voor zover de hoogte van de te vergoeden schade beloopt;
b. het vergoeden van de kosten die gemaakt worden voor het voeren van verweer tegen de aansprakelijkstellingen, waaronder, maar niet uitsluitend, de juridische kosten, expertisekosten, procedurele kosten, enzovoorts;
c. het binnen één week – na bekend worden van enige betalingsverplichting van Legro – overgaan tot betaling van een bedrag gelijk aan de betalings-verplichting aan Legro, dan wel na overleg en goedkeuring van Legro rechtstreeks aan de uiteindelijk gerechtigde van het bedrag;
d. het naar derden toe bekendmaken als verzekeraar van Legro;
e. al die feitelijke en rechtshandelingen te verrichten die van belang zijn voor een nakoming van de verzekeringsovereenkomst, en voorts
III. voor zover RSA in gebreke blijft te voldoen aan het (vanaf c.q.) gestelde als genoemd onder I, te bepalen dat RSA gehouden is tot het voldoen van een dwangsom van € 200.000,- voor iedere overtreding/afzonderlijke niet nakoming van enige verplichting uit de verzekeringsovereenkomst en € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt dan wel RSA in gebreke blijft om aan het gevorderde onder I te voldoen, en voorts
IV. te bepalen dat indien RSA niet voldoet aan het gevorderde onder I, zij gehouden zijn tot het binnen drie weken na dit vonnis voldoen van een bedrag van € 5.000.000,-, zijnde de maximale uitkering per aanspraak aan Legro, en voorts
V. RSA te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst zoals deze geldt per 1 januari 2019, op straffe van een dwangsom van € 200.000,- voor iedere niet nakoming en € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de niet nakoming voortduurt, en voorts
VI. Aon te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan de bedragen die voldaan moeten worden op grond van de verzekeringsovereenkomst voor wat betreft de uitkeringen die gedaan moeten worden in de schadekwestie Schippers, althans dit bedrag bij wijze van voorschot te bepalen op € 1.000.000,-, en voorts
VII. RSA en Aon hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van de advocaat, de noodzakelijke verschotten en de nakosten, welke worden begroot op € 157,- en € 239,- in geval van betekening, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis
3.2.
Legro c.s. legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Legro c.s. stelt dat de bedrijfsvoering van Legro Potgrond feitelijk ziet op het mengen van veen/turf met andere bestanddelen. Dat Schippers verzocht heeft veen/turf met ijzerchelaat te mengen tot het product [naam product] , is een activiteit die past binnen de gebruikelijke bedrijfsvoering en, nu veen/turf in de volksmond wordt aangeduid als potgrond, valt onder de fabricage daarvan. Dat geldt ook voor het verpakken van het mengsel. [naam product] wordt omschreven als een turfmengsel aangevuld met ijzerchelaat en niet als een veevoer product, aldus Legro c.s. Voorts stelt Legro c.s. dat fabricage van
landbouwbenodigdhedentot de verzekerde activiteiten behoort. Volgens Legro c.s. betreft dit het geheel van economische activiteiten waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik. Omdat de [naam product] te eten gegeven is aan biggen bestemd voor menselijk gebruikt, valt het mengsel onder landbouwbenodigdheden en dus onder de dekking. Legro c.s. stelt ook dat RSA de verzekeringsovereenkomst dient voort te zetten tot het moment van rechtsgeldige beëindiging.
3.3.
RSA concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Legro c.s. in haar vorderingen, althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van Legro c.s. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.
RSA voert allereerst aan dat Legro c.s. geen spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. De eerste aansprakelijkstelling van Schippers dateert van 13 april 2017. Legro c.s. heeft onvoldoende onderbouwd dat zij niet over de financiële middelen beschikt om de geopenbaarde risico’s te dragen die verbonden zijn aan het pilotproject van Schippers. Voorts voert RSA aan dat zij bedoeld heeft potgrondactiviteiten van Legro Potgrond te verzekeren en geen veevoeractiviteiten. Gelet hierop heeft bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst geen verzwaarde risico-inventaris plaatsgevonden. Voor veevoer(productie) gelden immers andere en zwaardere eisen en is sprake van een significant ander en hoger risicolevel dan voor potgrond(productie). Legro c.s. had RSA deze risicowijziging op grond van artikel 13.1 van de algemene voorwaarden bekend moeten maken. RSA voert verder aan dat zij de verzekeringsovereenkomst mocht opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Nu RSA in ieder geval 20 september 2019 te kennen heeft gegeven de overeenkomst per 1 januari 2020 op te zeggen, heeft de opzegging tijdig plaatsgevonden. Volgens RSA is tenslotte ook sprake van een restitutierisico.
3.4.
Aon concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Legro c.s. in haar vorderingen, althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van Legro c.s. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Aon voert aan dat Legro c.s. geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen nu zij reeds op 15 maart 2019 definitief bekend was met het standpunt van RSA dat de schademelding van Schippers niet onder de dekking valt. Daarnaast is volgens Aon onvoldoende aannemelijk dat aan de zijde van Legro Potgrond sprake is van een financiële noodsituatie dan wel van een dreigend faillissement. Legro Potgrond heeft immers alleen gesteld dat zij door Schippers aansprakelijk is gesteld. Aon voert ook aan dat het door Legro c.s. gevorderde voorschot van € 1.000.000,- buitenproportioneel is. Door Schippers is de schade in haar aansprakelijkstellingen niet gespecificeerd. De eerste kosten zullen verweerskosten zijn en volgens Aon is niet aannemelijk gemaakt dat Legro c.s. die kosten niet kan dragen. Aon voert verder aan dat zij geen partijen is bij de verzekeringsovereenkomst omdat zij als placing broker namens ABN AMRO heeft gehandeld en dat zij, zoals het inschakelen van EMN voor het doen van onderzoek, gehandeld heeft in opdracht van RSA. Tenslotte stelt Aon dat aan de zijde van Legro Potgrond sprake is van een restitutierisico.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ten aanzien van de door RSA overgelegde conclusie van antwoord met producties

4.1.
De (voorzieningen)rechter in een civiele procedure mag slechts beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan alle partijen in het geding voldoende gelegenheid is gegeven. Deze fundamentele regel van hoor en wederhoor heeft ook betrekking op het kennis kunnen nemen van en adequaat kunnen reageren op bescheiden die (kort) vóór of bij gelegenheid van een terechtzitting waarop zij aan de orde komen, worden overgelegd. Stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de terechtzitting worden ingediend, worden in beginsel buiten beschouwing gelaten (artikel 6.2 Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie).
4.2.
Mr. Kopp heeft op 12 januari 2020 een conclusie van antwoord met dertien producties overgelegd, die door de voorzieningenrechter op de ochtend van de mondelinge behandeling zijn ontvangen. Door Legro c.s. is tegen deze indiening bezwaar gemaakt omdat de stukken omvangrijk zijn en diverse producties kennelijk al langere tijd bij RSA bekend waren. Legro c.s. heeft bovendien te kennen gegeven dat zij de producties 12 en 13 van RSA niet heeft ontvangen.
4.3.
Het bezwaar van Legro c.s. tegen de conclusie van antwoord en de producties 1 tot en met 11 wordt gepasseerd. Hoewel de voorzieningenrechter met Legro c.s. van oordeel is dat de stukken zeer laat zijn ingediend door RSA, acht de voorzieningenrechter indiening van de conclusie van antwoord en de producties 1 tot en met 11 niet in strijd met de goede procesorde nu Legro c.s. reeds met diverse producties bekend geacht moet worden. Het bezwaar van Legro c.s. tegen productie 12 en 13 wordt gehonoreerd, nu zij daarover voor noch tijdens van de mondelinge behandeling beschikte en haar de mogelijkheid is ontnomen om ordentelijk op deze producties te reageren.
Ten aanzien van het spoedeisend belang
4.4.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een dergelijke spoedeisende zaak is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
4.5.
Met de stelling van Legro c.s. dat Schippers de aansprakelijkstelling heeft geactiveerd en op grond daarvan verwacht mag worden dat Legro c.s. op zeer korte termijn omvangrijke verweerkosten en expertisekosten moet maken, is de spoedeisendheid van de zaak gegeven. Of de vorderingen van Legro c.s. op materiële gronden ook toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
Ten aanzien van de vorderingen
4.6.
Vooropgesteld wordt dat tijdens de mondelinge behandeling gebleken is dat Aon de vorderingen onder VI en VII ten aanzien van haar als subsidiaire vorderingen heeft begrepen, namelijk voor het geval de vorderingen jegens RSA worden afgewezen. Aon heeft zich daarbij gebaseerd op randnummer 51 van de dagvaarding. Legro c.s. heeft op vragen van de voorzieningenrechter te kennen gegeven dat de vorderingen onder I tot en met VII cumulatief bedoeld zijn. Daarvan uitgaande staat het woord ‘primair’ abusievelijk vermeld in de vordering. Hoewel Aon toegegeven kan worden dat randnummer 51 van de dagvaarding anders doet vermoeden, is dat onvoldoende om aan te nemen dat de tegen haar ingestelde vordering louter subsidiair bedoeld is. Uit de tekst van de vordering, waarin het woord subsidiair niet staat, blijkt dat immers niet. Mede gelet op de toelichting van Legro c.s., is in de beschrijving van de vordering het woord ‘primair’ weggelaten.
4.7.
Ten aanzien van de vordering onder III begrijpt de voorzieningenrechter dat een aantal woorden van de zin abusievelijk is weggevallen. De vordering onder III wordt – kort samengevat – aldus gelezen dat gevorderd wordt
te bepalen dat, voor zover RSA in gebreke blijft te voldoen aan het tweede gedeelte van de vordering onder I (vanaf c.q.), RSA gehouden is tot het voldoen van een dwangsom. Dit is hiervoor reeds tot uitdrukking gebracht.
4.8.
De dagvaarding is ingesteld door Legro Beheer en Legro Potgrond als verzekerden. Hierna worden eerst de vorderingen van Legro Potrond behandeld en vervolgens de vorderingen van Legro Beheer.
Ten aanzien van Legro Potgrond
4.9.
Een vordering in kort geding, waar slechts het treffen van een voorlopige voorziening aan de orde is, is toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, later oordelend, tot het oordeel zal komen dat de vordering dient te worden toegewezen. Hierbij dienen steeds ook de belangen van partijen tegen elkaar afgewogen te worden.
4.10.
De vordering onder I strekt – kort gezegd – tot een voorlopige verklaring voor recht dat de schadekwestie Schippers onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt en dat RSA gehouden is dekking te verlenen voor de aansprakelijkstellingen van Schipperse en tot uitkering over te gaan.
4.11.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de voorzieningenrechter geen declaratoir vonnis kan wijzen. Het staat de rechter in kort geding vrij bij de motivering waarom hij bepaalde voorzieningen toewijst, zijn oordeel te geven omtrent de rechtsverhouding van partijen; hij mag echter geen als bindend bedoelde uitspraak omtrent die rechten geven (HR 14 februari 1947, NJ 1947/ 155 (
Van der Meer / Lamberts)). Daar komt bij dat een verklaring voor recht onder het begrip
voorzieningmoet vallen. Onder het begrip
voorzieningwordt verstaan een bevel (gebod of verbod). De (voorlopige) verklaring voor recht is dat niet. Hoewel de conclusie dat een enkel declaratoire uitspraak in kort geding niet mogelijk is in de literatuur niet onomstreden is, is dit wel de heersende leer in de rechtspraak. Gelet hierop is de onder I gevorderde voorlopige verklaring voor recht niet toewijsbaar.
4.12.
De vordering onder I wordt ook om inhoudelijke redenen afgewezen. Legro Potgrond stelt dat de schadekwestie onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt en dat RSA gehouden is het schadebedrag uit te keren. Volgens Legro Potgrond valt het produceren van [naam product] binnen de gebruikelijke bedrijfsvoering en dient het mengsel omschreven te worden als een turfmengsel en niet als een veevoer product.
Vast staat dat de varkens niet gebruikt mochten worden voor de slacht vanwege verdachte abcessen. De abcessen zijn mogelijk het gevolg van de [naam product] . Schippers heeft Legro Potgrond (daarom) meerdere malen, en voor het eerst op 13 april 2017, aansprakelijk gesteld. Echter, uit het rapport van EMN blijkt dat het causaal verband tussen het door Legro Potgrond in opdracht van Schippers geproduceerde [naam product] en de problemen met de varkens niet vast staat, hoewel dit in zekere mate wel aannemelijk is. Ter zitting is gebleken dat na het rapport van EMN, dat al ruim, 2 jaar oud is, nog geen aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden om hierover definitief uitsluitsel te geven. Dit betekent dat thans nog onduidelijk is of sprake is van een causaal verband tussen het door Legro Potgrond geproduceerde mengsel en de schade. Pas nadat hierover duidelijkheid is verschaft, kan worden toegekomen aan de vraag of de schadekwestie onder de verzekeringsovereenkomst valt. Op dit moment is de vordering onder I dan ook te prematuur.
Op dit moment is ook onduidelijk of en zo ja, welke contractuele afspraken tussen Legro Potgrond en Schippers bestaan over het produceren van de [naam product] . Niet ondenkbaar is dat zij afspraken hebben gemaakt over risico’s en/of schade, te meer nu het produceren van de [naam product] een pilot betrof. Bovendien is voorstelbaar dat in de verhouding tussen Legro Potgrond en Schippers een exoneratiebeding bestaat dat door Legro Potgrond ingeroepen kan worden. Hoewel dit ter zitting door Aon ter sprake is gebracht, heeft Legro Potgrond hierover geen uitspraken gedaan. Wanneer Legro Potgrond in de verhouding tot Schippers een beroep op een exoneratiebeding toekomt, kan Schippers de schade niet op Legro Potgrond verhalen. Dan is niet meer van belang of de schadekwestie al dan niet onder de verzekeringsovereenkomst valt. Hierbij wordt opgemerkt dat het opvallend is dat ABN AMRO niet gedagvaard is en door Legro Potgrond kennelijk geheel buiten de onderhavige procedure en schadekwestie gehouden wordt.
Voorts is niet onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk dat Legro Potgrond een spoedeisend belang heeft bij haar vordering onder I. Ter zitting is gebleken dat Legro Potgrond de onderhavige procedure met name ingesteld heeft om een voorschot op de (vermoedelijk benodigde) kosten van verweer te ontvangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een dringende noodzaak om verweerkosten (voorgeschoten) te krijgen thans (nog) geen sprake. Anders dan de door Schippers aan Legro Potgrond gestuurde aansprakelijkstellingen is tussen Schippers en Legro Potgrond tot op heden nog niets gebeurd. Daar komt bij dat Legro Potgrond niet met stukken heeft onderbouwd dat zij thans niet in staat is (voorlopig) de verweerskosten te dragen, terwijl zij (qua liquiditeit) onderaan de keten zit van het ‘Legro concern’. Daar komt nog bij dat de door Legro Potgrond genoemde schadeposten vaag en niet onderbouwd zijn.
4.13.
Gelet op het vorenstaande wordt de vordering onder I afgewezen.
4.14.
Omdat de vordering onder I wordt afgewezen, wordt niet toegekomen aan de beoordeling van de vorderingen onder II, III en IV.
4.15.
De vordering onder V strekt er – kort gezegd – toe RSA te veroordelen tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst na 1 januari 2020.
4.16.
Legro Potgrond stelt dat een discussie tussen een verzekerde en een verzekeraar omtrent een dekkingsgeschil nooit een grond kan zijn voor opzegging van de overeenkomst. Volgens Legro Potgrond kan daarom aan de mededeling van RSA op 20 september 2019 geen rechtsgevolg worden verbonden en is sprake van een verlenging van de verzekeringsovereenkomst voor 2020. Voorts stelt Legro Potgrond dat de opzegging niet binnen een termijn van drie maanden voor afloop van het contract heeft plaatsgevonden.
4.17.
RSA betwist dat en voert aan dat het haar vrij staat om jaarlijks van de contractuele opzeggingsmogelijkheid gebruik te maken, met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden. Volgens RSA heeft zij op grond van de artikelen 5.3 en 8.1 van de verzekeringsovereenkomst de polis tijdig opgezegd, te weten (uiterlijk) 20 september 2019.
4.18.
Uit artikel 8.1 van de verzekeringsovereenkomst volgt dat alle mededelingen die door RSA aan Aon zijn gedaan, gelden als gedaan aan Legro Potgrond. Uit de verzekeringsovereenkomst blijkt niet dat een discussie over een dekkingsgeschil geen grond voor opzegging kan zijn. In artikel 5.3 van de verzekeringsovereenkomst staat slechts dat verzekeraars bevoegd zijn de verzekering per enige contractsvervaldag schriftelijk op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie maanden. Vast staat dat de contractsvervaldag van de verzekeringsovereenkomst tussen Legro Potgrond en RSA 1 januari 2020 was. Voorts staat vast dat RSA (in ieder geval) op 20 september 2019 aan Aon te kennen heeft gegeven dat zij per 1 januari 2020 de polis jegens Legro Potgrond heeft opgezegd. Dit betekent dat de opzegging van de polis door RSA tijdig is gedaan en dat de opzegging rechtsgeldig is. In dit oordeel is meegewogen dat de stelling van Legro Potgrond dat andere verzekeraars dan RSA geen 100% maar maximaal 70% dekking bieden zodat een andere verzekeraar niet kan bieden wat zij zoekt, door RSA gemotiveerd is betwist. Gelet op het vorenstaande wordt de vordering onder V afgewezen.
4.19.
De vordering onder VI strekt er – kort gezegd toe – Aon te veroordelen van betaling van geldbedragen conform de verzekeringsovereenkomst, dan wel tot betaling van een voorschot van € 1.000.000,-.
4.20.
Zoals hiervoor is overwogen, is thans onduidelijk of sprake is van een causaal verband tussen het door Legro Potgrond geproduceerde mengsel en de schade, en of in de verhouding tussen Legro Potgrond en Schippers een exoneratiebeding bestaat dat door Legro Potgrond ingeroepen kan worden. Gelet hierop en gelet op het feit dat voorshands ook is overwogen dat niet gebleken is van een dringende noodzaak aan de zijde van Legro Potgrond om verweerskosten (voorgeschoten) te krijgen, is ook de vordering onder VI te prematuur en wordt deze afgewezen. In dit oordeel is meegewogen dat de vordering onder VI in zekere zin onbepaalbaar is, nu onduidelijk is welke bedragen met het eerste gedeelte van de vordering beoogd worden.
Ten aanzien van Legro Beheer
4.21.
Gesteld noch gebleken is dat Legro Beheer schade dreigt te lijden door de schademelding van Schippers. De vorderingen onder I tot en met VII worden daarom ten aanzien van Legro Beheer afgewezen.
Ten aanzien van de proceskosten en de nakosten
4.22.
Legro c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
De kosten aan de zijde van RSA worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.636,00
De kosten aan de zijde van Aon worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.636,00
4.23.
De door Aon gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.24.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Hierbij wordt opgemerkt dat het huidig geldende tarief wordt gehanteerd.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Legro c.s. in de proceskosten, aan de zijde van RSA tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
veroordeelt Legro c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten jegens RSA, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Legro c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt Legro c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Aon tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Legro c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten jegens Aon, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Legro c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2020.
2027 / 2009