In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 maart 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind], geboren in 2005. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 24 maart 2020, maar de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) heeft verzocht om een verdere verlenging van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de stiefvader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De minderjarige is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind], die al langere tijd geen onderwijs volgt en daardoor een achterstand in zijn ontwikkeling heeft opgelopen. Positief is dat [naam kind] sinds januari 2020 is gestart op een zorgboerderij, waar een evaluatiemoment op 18 maart 2020 gepland staat. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat er ook in de komende periode een jeugdbeschermer betrokken blijft om de ontwikkeling van [naam kind] te coördineren.
Op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting heeft de kinderrechter geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De ondertoezichtstelling van [naam kind] is verlengd tot 24 september 2020, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 maart 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.