In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag en de onderhoudsbijdrage van een minderjarige. De ouders, die op 27 augustus 2015 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun kind, geboren in 2009. De moeder verzoekt om het gezag alleen aan haar toe te kennen, omdat de communicatie met de vader problematisch is. De vader, die gezamenlijk gezag wil behouden, geeft aan dat hij niet meer met de moeder wil overleggen over hun kind, wat leidt tot de conclusie dat zij niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. De rechtbank oordeelt dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden, en kent het eenhoofdig gezag toe aan de moeder, die de hoofdverzorger is. Daarnaast heeft de moeder verzocht om wijziging van de onderhoudsbijdrage, die door de vader moet worden betaald. De rechtbank wijzigt de eerdere beschikking en stelt de bijdrage vast op € 220,- per maand, met een mogelijkheid tot aanpassing als de omgangsregeling verandert. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.