ECLI:NL:RBROT:2020:2330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening maatschappelijke opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat haar recht op maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) met ingang van 13 januari 2020 had beëindigd. Tijdens de zitting op 12 februari 2020 werd duidelijk dat verzoekster niet meewerkte aan uitstroom uit de nachtopvang en dat zij geen contact meer onderhield met haar gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te brengen en om de gemachtigde de kans te geven contact op te nemen met verzoekster. Ondanks deze inspanningen is het niet gelukt om contact met verzoekster te krijgen, en zij heeft zich ook niet bij verweerder gemeld met een nieuwe opvangvraag.

De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de omstandigheden, verzoekster momenteel geen spoedeisend belang had bij haar verzoek om een voorlopige voorziening. De onduidelijkheid over haar verblijfplaats en het gebrek aan contact met haar gemachtigde maakten het onmogelijk om aan te nemen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat er geen aanleiding was om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/457
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 maart 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekster] , zonder vaste woon of verblijfplaats, verzoekster,

gemachtigde: mr. F.S. Jansen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. J.F. Jim.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeksters recht op maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) met ingang van 13 januari 2020 beëindigd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere stukken in de procedure in te brengen en de gemachtigde in de gelegenheid te stellen om contact op te nemen met verzoekster. Bij brieven van 12 februari 2020, 11 maart 2020 en 13 maart 2020 hebben partijen een nadere reactie gegeven. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster niet meewerkt aan uitstroom uit de nachtopvang. Verzoekster heeft twee maal een plaatsing in een doorstroomvoorziening van het CVD aan de Voorburgstraat geweigerd en zij weigert te reageren op woningen buiten de wijken Blijdorp, Kralingen, Centrum en Hillegersberg.
2. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
2.1.
Ter zitting is gebleken dat onduidelijk is waar verzoekster momenteel verblijft, dat zij geen contact meer onderhoudt met haar gemachtigde en dat het hem ook niet lukt om contact met haar te krijgen. Ook in de tijd dat de zaak na de zitting is aangehouden, is het de gemachtigde niet gelukt om contact te leggen met verzoekster of haar verblijfplaats te achterhalen. Uit de brief van verweerder van 13 maart 2020 blijkt dat verzoekster zich ook niet bij verweerder heeft gemeld met een nieuwe opvangvraag.
Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter al dat verzoekster momenteel geen spoedeisend belang heeft bij haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het is onduidelijk waar zij momenteel verblijft en het is voor haar gemachtigde niet mogelijk om contact met haar te krijgen. De onzekere toekomstige gebeurtenis dat verzoekster zich opnieuw zal melden bij verweerder met een opvangvraag is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Het is helemaal niet zeker of en wanneer dit gaat gebeuren. Bovendien is niet uitgesloten dat, indien verzoekster zich opnieuw tot verweerder wendt met een opvangvraag, er opvang aan haar verleend zal worden.
3. Onder deze omstandigheden bestaat er geen aanleiding om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dan ook af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hielkema, griffier. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.