ECLI:NL:RBROT:2020:2330
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening maatschappelijke opvang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat haar recht op maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) met ingang van 13 januari 2020 had beëindigd. Tijdens de zitting op 12 februari 2020 werd duidelijk dat verzoekster niet meewerkte aan uitstroom uit de nachtopvang en dat zij geen contact meer onderhield met haar gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te brengen en om de gemachtigde de kans te geven contact op te nemen met verzoekster. Ondanks deze inspanningen is het niet gelukt om contact met verzoekster te krijgen, en zij heeft zich ook niet bij verweerder gemeld met een nieuwe opvangvraag.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de omstandigheden, verzoekster momenteel geen spoedeisend belang had bij haar verzoek om een voorlopige voorziening. De onduidelijkheid over haar verblijfplaats en het gebrek aan contact met haar gemachtigde maakten het onmogelijk om aan te nemen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat er geen aanleiding was om in afwachting van de beslissing op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.