ECLI:NL:RBROT:2020:2402
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een bijstandsuitkering aanvroeg op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland had op 21 februari 2020 de aanvraag van verzoekster afgewezen, waarna verzoekster bezwaar maakte en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening. Op 10 maart 2020 herzag het college zijn eerdere besluit, maar handhaafde de afwijzing van de bijstandsaanvraag. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en op 17 maart 2020 partijen telefonisch gehoord.
De voorzieningenrechter overweegt dat, indien bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed dat vereist. De rechter benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor de uiteindelijke beslissing op bezwaar. Verzoekster had zich in augustus 2019 gemeld voor bijstand, maar haar aanvraag was eerder afgewezen omdat zij haar hoofdverblijf niet voldoende had aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de bijstandsaanvraag rechtvaardigen. De rechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.