ECLI:NL:RBROT:2020:2413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
10/173228-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van afdreiging door chantage met verspreiding van naaktfoto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van afdreiging. De verdachte heeft het slachtoffer, onder dreiging van het openbaar maken van een naaktfoto, gedwongen tot het overmaken van meer dan 40.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen heeft gedreigd en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging. De rol van de verdachte werd betwist door zijn verdediging, die stelde dat hij slechts als katvanger was gebruikt door twee drugsdealers. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte zelf alle ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, en dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de genoemde drugsdealers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uur. Tevens is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van 40.409,46 euro toegewezen kreeg, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 juni 2017. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en het tijdsverloop tussen de feiten en de berechting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/173228-17
Datum uitspraak: 13 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode] ) [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. K. Pieters, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
De rol van de verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever, onder dreiging dat een naaktfoto van hem op internet en facebook openbaar gemaakt zou worden en aan zijn vrienden en collega’s zou worden toegezonden, in totaal meer dan 40.000 euro heeft afgegeven. Het betreft hier niet alleen vele overboekingen van geld op de rekening van de verdachte, maar ook de aankoop van goederen, waarbij de creditcardgegevens van de aangever zijn misbruikt. Deze goederen zijn op het adres van de moeder van de verdachte geleverd en door de verdachte in ontvangst genomen.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte bij deze ten laste gelegde afdreigingen slechts een zeer beperkte rol heeft gespeeld; naar zijn zeggen is hij door anderen enkel als katvanger gebruikt. Een tweetal drugsdealers waarbij hij een drugsschuld had, [naam 1] en [naam 2] , hebben de verdachte opgedragen de aangever soms te bellen en te WhatsAppen, maar over een naaktfoto is toen nooit gesproken. Hij heeft bovendien steeds zijn telefoon en bankpas af moeten geven aan die [naam 1] en [naam 2] .
De verdachte heeft vervolgens in opdracht van [naam 1] en [naam 2] het door de aangever op zijn rekening gestorte geld moeten pinnen en aan hen moeten afdragen. Hij mocht daarvan slechts een klein deel zelf houden. Ook heeft de verdachte de pakketjes, die op het adres van zijn moeder waren bezorgd, aan hen moeten afdragen. De verdachte kan dan ook volgens de verdediging niet zelf verantwoordelijk gehouden worden voor de ten laste gelegde afdreiging. Het is namelijk onlogisch dat de verdachte in dat geval die pakketjes zou hebben laten bezorgen op het adres van zijn moeder, omdat hij juist door haar goed in de gaten werd gehouden. Ook is het onlogisch dat de verdachte bij een afdreiging zijn eigen naam zou hebben gebruikt.
Nu de politie de camerabeelden van de pintransacties niet heeft bekeken, noch de stem van de verdachte aan de aangever heeft laten horen, is de betrokkenheid van die [naam 1] en [naam 2] niet onderzocht. Hiermee valt volgens de verdediging niet uit te sluiten dat de lezing van de verdachte ten aanzien van zijn beperkte rol bij de feiten juist is.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte verklaart dat zijn rol beperkt is gebleven tot die van katvanger en dat “ [naam 1] en [naam 2] ” de werkelijke plegers van de afdreigingen zijn geweest.
Vooropgesteld wordt dat volgens de verdachte [naam 1] en [naam 2] niet hun echte namen zijn, maar dat hij, hoewel hij ook nu nog contact met hen heeft, daarover verder geen nadere inlichtingen wil verstrekken. Nog los van het feit dat daardoor de identiteit van de door de verdachte genoemde personen niet duidelijk is geworden, is ook verder in het onderzoek niet van de aanwezigheid of betrokkenheid van deze twee personen bij de ten laste gelegde feiten gebleken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de overboekingen steeds naar de bankrekening van de verdachte zijn gegaan en dat die bedragen ook nog tussen die betaalrekening en de spaarrekening van de verdachte heen en weer zijn gegaan. Hiervoor is geen redelijke verklaring te geven, wanneer de verdachte slechts als doorgeefluik naar die [naam 1] en [naam 2] zou zijn geweest. Door de aangever is bovendien op 25 mei 2017 nog een bedrag overgemaakt onder de concrete vermelding van de naam van de verdachte “( [voornaam verdachte] )”. De verdachte heeft ook dit niet kunnen uitleggen.
Evenmin is het feit dat de verdachte steeds zelf het geld van de rekening heeft gepind te rijmen met zijn verklaring dat hij steeds zijn bankpas en pincode aan die [naam 1] en [naam 2] heeft moeten afgeven. Het doel daarvan ontgaat de rechtbank en de verdachte heeft daarvoor evenmin een logische verklaring kunnen geven.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de bij de webshops Wehkamp en Shoebaloo opgegeven e-mailadressen en het telefoonnummer eindigend op [numner] , toebehoren aan de verdachte. De bij deze webshops bestelde goederen zijn vervolgens bij het adres van de moeder van de verdachte bezorgd en door de verdachte in ontvangst genomen. Ook hieruit blijkt enkel van de betrokkenheid van de verdachte en niet die van een [naam 1] of [naam 2] .
Zou de verdachte als katvanger zijn gebruikt, dan had het niet in de rede gelegen om de bestelde pakjes op een ander adres dan dat van de verdachte te laten komen. Het betrekken van het adres van nog een ander zou immers de kans op ontdekking alleen maar nodeloos hebben vergroot.
De lezing van de verdachte rijmt tot slot niet met de vele WhatsAppberichten die zijn verstuurd met de telefoon van de verdachte, waarbij zelfs gebruik gemaakt is van het Snapchat-profiel van de verdachte (“ [voornaam verdachte] ”) om contact op te nemen met de aangever.
Daar komt nog bij dat de aangever verklaart steeds te zijn gebeld en bedreigd door dezelfde jongen, hetgeen zich niet verdraagt met de stelling van de verdachte dat hij slechts een paar keer in opdracht van [naam 1] en [naam 2] de aangever heeft moeten bellen enkel om te vragen hoe het met hem ging.
De rechtbank is gelet op de bewijsmiddelen en het vorenoverwogene van oordeel dat het de verdachte is geweest die zelf alle ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De door de verdediging geschetste lezing verdraagt zich niet met hetgeen uit de bewijsmiddelen blijkt en is verder ook niet aannemelijk geworden.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde afdreigingen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 4 april 2017 tot en met 29 juni 2017 te Capelle aan den IJssel en/of te Haarlem, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van geldbedragen, door die [naam slachtoffer] telkens te bedreigen met smaadschrift,
immers heeft verdachte onder een valse hoedanigheid (zich noemende de broer van [naam 3] ) gedreigd een foto, welke die [naam slachtoffer] gestuurd had naar aanleiding van chatcontact via de datingwebsite Badoo, waarop die [naam slachtoffer] naakt stond afgebeeld, openbaar te maken en op internet/facebook te plaatsen en te versturen naar vrienden en collega's van die [naam slachtoffer] ,
tenzij die [naam slachtoffer] telkens een geldbedrag zou overmaken aan een door verdachte onder de valse hoedanigheid opgegeven bankrekeningnummer en tenzij die [naam slachtoffer] de gegevens van een creditcard op naam van die [naam slachtoffer] aan verdachte onder de valse hoedanigheid beschikbaar zou stellen, waardoor die [naam slachtoffer] voor een geldbedrag van in totaal 40.409,46 euro werd bewogen tot bovengenoemde afgifte en tot bovengenoemde beschikking stellen gegevens.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
afdreiging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan afdreiging van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer gechanteerd met het verspreiden van een naaktfoto van het slachtoffer - die deze had verstuurd in een chatcontact via een datingwebsite - als hij niet zou betalen. Het slachtoffer heeft zich diep in de schulden moeten steken en heeft in totaal een bedrag van ruim 40.000 euro afgegeven.
Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft het slachtoffer enkel gechanteerd om er zelf financieel beter van te worden. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de naïviteit van het slachtoffer en hem daarna langdurig angst aangejaagd en tot wanhoop gedreven. Dit blijkt ook uit de gevoerde WhatsApp-gesprekken en uit het namens het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht ter terechtzitting. Het slachtoffer heeft diverse leningen moeten afsluiten, die hij tot op de dag vandaag nog steeds afbetaalt, en hij heeft lang negatieve psychische gevolgen van deze nare ervaring ondervonden.
De verdachte heeft zich niets aangetrokken van de financiele en psychische ellende die zijn handelen voor het slachtoffer teweeg bracht. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.1.
Rapportages
Fivoor, afdeling reclassering, heeft in een andere strafzaak een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 oktober 2019. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte na zijn arrestatie ernstig psychotisch ontregeld is geraakt tijdens zijn detentie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank constateert echter dat tussen het plegen van de feiten en de berechting daarvan ruim twee jaar en zes maanden zijn verlopen zonder dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, die die duur rechtvaardigen, of dat dit tijdsverloop aan de verdachte is toe te rekenen. Dit onwenselijke tijdsverloop dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Het tijdsverloop in combinatie met de huidige psychische toestand van de verdachte geven de rechtbank daarom aanleiding van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te zien.
In plaats daarvan wordt dan ook een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

De heer [naam benadeelde] heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 45.424,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen voor € 44.409,46. Dit is het bedrag dat de verdachte de benadeelde partij afhandig heeft gemaakt. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard, gelet op het ontbreken van een onderbouwing daarvan. Op dit moment zijn de hoogtes van de rentes onbekend.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij schadeloos dient te worden gesteld voor zover dit deugdelijk is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging grotendeels niet is weersproken, zal de vordering gedeeltelijk worden toegewezen. De vordering zal worden toegewezen voor het bedrag waarvan vaststaat dat dit de benadeelde partij afhandig is gemaakt door het bewezen verklaarde feit, namelijk een bedrag ter hoogte van € 40.409,46.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de concreet betaalde rentes op de door de benadeelde partij afgesloten leningen is onvoldoende onderbouwd en het onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 40.409,46, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 (achtenvijftig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 40.409,46 (zegge: veertigduizend vierhonderdnegen euro en zesenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 40.409,46(hoofdsom,
zegge: veertigduizendvierhonderdnegen euro en zesenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
237 (tweehonderdzevenen-dertig)dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. D. Visser en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met
29 juni 2017 te Capelle aan den IJssel en/of te Haarlem, althans in Nederland,
(meermalen) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
[naam slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van (een) geldbedrag(en), door die [naam slachtoffer] (telkens) te bedreigen met smaad, smaadschrift en/of de openbaring van een geheim,
immers heeft verdachte onder een valse hoedanigheid (zich noemende [naam 3] en/of de broer van [naam 3] ) gedreigd een foto, welke die [naam slachtoffer] gestuurd had naar aanleiding van (chat)contact via de datingwebsite Badoo, waarop die [naam slachtoffer] naakt stond afgebeeld, openbaar te maken en/of op internet/facebook te plaatsen en/of te verspreiden en/of te versturen naar familie en/of vrienden en/of collega's van die [naam slachtoffer] , tenzij die [naam slachtoffer] (telkens) een geldbedrag(en) zou overmaken aan een door verdachte (onder de valse hoedanigheid) opgegeven bankrekeningnummer en/of tenzij die [naam slachtoffer] de gegevens van een creditcard (op naam van die [naam slachtoffer] ) aan verdachte (onder de valse hoedanigheid) beschikbaar zou stellen, waardoor die [naam slachtoffer] voor een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 40.409,46 euro werd bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of tot bovengenoemde schuld en/of tot bovengenoemde beschikking stellen gegevens.