ECLI:NL:RBROT:2020:2441
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake opschorting en intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekster, die haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) betwist. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, waarbij haar uitkering per 24 oktober 2019 was opgeschort en later ingetrokken. Verzoekster stelde dat zij de uitnodigingen voor gesprekken niet had ontvangen en dat de besluiten gebrekkig gemotiveerd waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet is verschenen op de uitnodigingen voor de gesprekken en dat het college bevoegd was om de uitkering op te schorten en in te trekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de motivering van de besluiten niet volledig correct was, dit geen aanleiding gaf om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank gaf aan dat het college de motivering in bezwaar kan aanpassen, waardoor de besluiten naar verwachting stand kunnen houden.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.