ECLI:NL:RBROT:2020:2455

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
C/10/588221 / JE RK 19-3809 en C/10/592501 / JE RK 20-600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe opvoedingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot aan zijn meerderjarigheid, en om een machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met een voorgeschiedenis van agressie-regulatieproblematiek en verontrustende thuissituatie. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de juridische vader, de GI en de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een complexe situatie is waarin een thuisplaatsing van [naam kind] nog niet mogelijk is. Er is een reële dreiging van mishandeling en bedreiging in de huidige gesloten setting bij Harreveld. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden te verlenen, met de voorwaarde dat [naam kind] binnen vier weken na de uitspraak wordt overgeplaatst naar een andere gesloten instelling of thuis wordt geplaatst. Indien dit niet gebeurt, vervalt de machtiging op 8 april 2020. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ondertoezichtstelling is vastgesteld tot de meerderjarigheid van [naam kind].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/588221 / JE RK 19-3809 en C/10/592501 / JE RK 20-600
datum uitspraak: 11 maart 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2002 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 januari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2020;
- de verklaring d.d. 24 februari 2020 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 5 maart 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 11 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord in het bijzijn van zijn advocaat mr. F. Kellouh,
- de moeder,
- de juridische vader, dhr. [naam informant] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft op een gesloten groep bij Harreveld.
Bij beschikking van 18 december 2019 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 18 maart 2020.
Bij beschikking van 10 januari 2020 is een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [naam kind] verleend, met ingang van 15 januari 2020 tot 18 maart 2020. De beslissing omtrent de definitieve ondertoezichtstelling is aangehouden.

Het (aangehouden) verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft ter zitting van 10 januari 2020 de definitieve ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht. De beslissing omtrent dit verzoek is aangehouden.
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot aan zijn meerderjarigheid verzocht, te weten tot [geboortedatum kind] 2020. Tevens heeft de Raad een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
De Raad handhaaft de (aangehouden) verzoeken en licht deze als volgt toe. Er is sprake van een complexe situatie. Op dit moment is een thuisplaatsing van [naam kind] (nog) niet mogelijk. Voordat [naam kind] kan worden thuisgeplaatst dient er thuis intensieve hulpverlening met strenge kaders te worden ingezet. De GI is daar heel hard mee bezig. Een overplaatsing van Harreveld naar de Midgaard is wenselijk, vanwege het feit dat [naam kind] door een mede-bewoner van Harreveld is mishandeld en wordt bedreigd. Bij de Midgaard is op dit moment echter geen plek. Wanneer de hulpverlening in de thuissituatie is ingezet kan [naam kind] worden thuisgeplaatst.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt de verzoeken van de Raad. De GI kan zich voorstellen dat [naam kind] zich onveilig voelt bij Harreveld. Het is niet in het belang van [naam kind] om bij Harreveld te blijven. Momenteel is er echter geen plek voor [naam kind] bij de Midgaard. Ook Hand in Hand en School2Care hebben geen plek voor hem beschikbaar. Om die reden is besloten om naar een thuisplaatsing toe te werken. [naam kind] is aangemeld bij de Waag voor Topzorg in combinatie met FAST. De verwachting is dat de hulpverlening in de thuissituatie over zes weken kan starten. Indien dit geregeld is en [naam kind] dagbesteding heeft, kan hij terug naar huis.

Het standpunt van de ouders

De moeder heef ter zitting naar voren gebracht dat zij niet tevreden is over het verblijf van [naam kind] bij Harreveld, omdat hij geen therapie heeft gekregen. Daarnaast zijn op dit moment zijn veiligheid en gezondheid bepaald niet gegarandeerd. [naam kind] is, sinds de gesloten plaatsing, zeventien kilo aangekomen. De moeder maakt zich zorgen dat [naam kind] en de jongen, die betrokken was bij enkele incidenten waarbij [naam kind] werd aangevallen, elkaar weer tegenkomen bij Harreveld. Hoewel [naam kind] het liefst naar huis wil, vindt de moeder het wel van belang dat er eerst hulpverlening thuis wordt ingezet. [naam kind] dient namelijk een vaste dagbesteding en strakke kaders te hebben waar hij zich aan moet houden om die thuisplaatsing te doen slagen.
De juridische vader is het eens met de moeder.

Het standpunt van [naam kind]

Door en namens [naam kind] is naar voren gebracht dat [naam kind] sinds 24 december 2019 bij Harreveld verblijft. Desondanks wordt er nu pas hulpverlening in de thuissituatie georganiseerd. Ook is er nu pas een aanmelding bij de Midgaard gedaan, terwijl dit na het gesprek met de directeur van Harreveld waarin de zorgen over de veiligheid van [naam kind] zijn besproken, al gedaan had moeten zijn. Er is sprake van een complex dilemma. Aan de ene kant kan de veiligheid van [naam kind] bij Harreveld niet worden gewaarborgd, terwijl aan de andere kant een thuisplaatsing niet mogelijk is zolang er thuis geen hulpverlening is ingezet. Het is te hopen dat de hulpverlening in de thuissituatie over zes weken daadwerkelijk is ingezet en [naam kind] naar huis kan. Het risico blijft echter dat er in die zes weken opnieuw een incident plaatsvindt. Mogelijk is het een optie dat de machtiging gesloten jeugdhulp wel wordt verleend, maar dat [naam kind] in de loop van de week ook naar huis gaat. Er zou dan sprake kunnen zijn van een proefperiode. Mocht het thuis niet goed gaan dan kan [naam kind] opnieuw gesloten worden geplaatst. Zo’n proefperiode biedt [naam kind] de kans om zich te bewijzen.
Door [naam kind] is ter zitting naar voren gebracht dat hij zich niet veilig voelt bij Harreveld wegens incidenten die daar met een andere jongen hebben plaatsgevonden (en mogelijk opnieuw zullen plaatsvinden). [naam kind] is meerdere malen door deze jongen aangevallen, de laatste keer met een tot wapen omgevormde haarborstel. Hoewel deze jongen naar een andere groep is gegaan, zien zij elkaar nog steeds en komen ze elkaar tegen zonder dat daarbij sprake is van voldoende beveiliging. Vanuit de groep wordt vernomen dat de jongen en (een deel van) zijn groep [naam kind] opnieuw zouden willen aanvallen. Om die reden zou [naam kind] graag overgeplaatst willen worden naar de Midgaard. [naam kind] beseft dat het gevolg hiervan is dat hij opnieuw zijn verlof op zal moeten bouwen, maar hij vindt zijn veiligheid belangrijker. Het allerliefste zou [naam kind] echter weer naar huis willen gaan. [naam kind] heeft er het volste vertrouwen in dat hij dit kan. Hij kan in een trouwzaak in de bediening werken en in de zomer in een strandtent. Ook zal hij naar de moeder luisteren en meewerken met de hulpverlening die thuis wordt ingezet.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] momenteel nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft een belaste voorgeschiedenis waarin hij onder meer getuige is geweest van verbaal huiselijk geweld. [naam kind] is belast met agressie-regulatieproblematiek en in het afgelopen jaar zijn de zorgen omtrent [naam kind] toegenomen. Hij laat zelfbepalend gedrag zien, komt in aanraking met de politie en loopt weg. Bovendien is er sprake van middelengebruik, schoolverzuim en ontbreekt het de ouders aan voldoende zicht op [naam kind] . De ouders lijken wat betreft de opvoeding van [naam kind] niet op één lijn te zitten. De ruzies in de thuissituatie escaleren zodanig dat [naam kind] verbale (en soms fysieke) agressie laat zien. De complexiteit van de opvoedbehoeften van [naam kind] overstijgt de mogelijkheden van de moeder om de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] zonder hulp van de GI weg te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het gedwongen kader, en daarmee betrokkenheid van een jeugdbeschermer, noodzakelijk is om de situatie te sturen en ervoor te zorgen dat de benodigde hulpverlening wordt ingezet.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
Wegens voornoemde problematiek verblijft [naam kind] momenteel op een gesloten groep bij Harreveld. [naam kind] profiteert van de structuur en grenzen die hem in de gesloten setting worden geboden. Het is positief dat [naam kind] weer naar school gaat. Desondanks ontbreekt het hem aan zicht in de ernst van zijn problematiek. Wanneer [naam kind] niet langer kan profiteren van het gesloten kader bestaat het risico dat hij terugvalt in zijn oude gedrag.
[naam kind] heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij naar de moeder zal luisteren als hij wordt thuisgeplaatst. De kinderrechter is ervan overtuigd dat [naam kind] dit meent, maar onduidelijk is of [naam kind] dit ook daadwerkelijk kan en kan volhouden. In het verleden is het [naam kind] niet altijd gelukt om zijn beloftes waar te maken.
Het is van belang dat de thuisplaatsing een succeservaring wordt. Daarom is het noodzakelijk dat er intensieve hulpverlening in de thuissituatie wordt ingezet voordat [naam kind] kan worden thuisgeplaatst. Het is ook van belang dat [naam kind] stapsgewijs leert omgaan met vrijheden zodat hij zich kan voorbereiden op een thuisplaatsing. Daarvoor is een kort verblijf in gesloten jeugdzorg nog nodig. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp daarom verlenen, maar voor een kortere duur dan verzocht, nu ter zitting is aangegeven dat hulp in de thuissituatie met zes weken geregeld kan zijn.
Met een voortzetting van de gesloten plaatsing bij Harreveld kan de veiligheid van [naam kind] kennelijk echter niet voldoende worden gegarandeerd. Zowel [naam kind] , zijn ouders, de GI als de Raad delen dit standpunt. Er is, zo begrijpt de kinderrechter, sprake van een reële dreiging dat [naam kind] opnieuw wordt bedreigd of mishandeld.
Daarom wordt de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden verleend, waarbij wordt bepaald dat wanneer [naam kind] niet binnen vier weken na heden is overgeplaatst naar een andere gesloten instelling of thuis is geplaatst deze machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van dat moment, 8 april 2020, vervalt. De voorkeur van de kinderrechter gaat uit naar een overplaatsing van [naam kind] naar een gesloten groep bij de Midgaard. Het is wenselijk dat in het kader van de thuisplaatsing, [naam kind] stapsgewijs meer vrijheden krijgt en dat is het meest eenvoudig vanuit een instelling in de regio waar [naam kind] woont.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 11 maart 2020 tot [geboortedatum kind] 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 11 maart 2020 tot 11 juni 2020, onder de voorwaarde dat [naam kind] binnen vier weken na heden wordt overgeplaatst naar een andere gesloten instelling of thuis wordt geplaatst. Indien hier niet aan wordt voldaan, vervalt deze machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 8 april 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.