ECLI:NL:RBROT:2020:2466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
C/10/590423 / JE RK 20-265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 maart 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2011, momenteel bij pleegouders verblijft en dat het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 6 maart 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van deze maatregelen, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. Tijdens de zitting is de moeder, bijgestaan door haar advocaat, niet tegen de verlenging van de maatregelen, terwijl de vader, ook bijgestaan door een advocaat, zich verzet tegen de uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging onderbouwd met de ernst van de hechtingsproblematiek en het gebrek aan basisveiligheid voor de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 maart 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/590423 / JE RK 20-265
datum uitspraak: 3 maart 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

[naam pleegouders] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 29 januari 2020,
- de e-mail met bijlagen van mr. V.C. Andeweg van 2 maart 2020,
Op 3 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam,
- de vader, bijgestaan door mr. V.C. Andeweg, advocaat te Breda,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2]
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Thaise taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mevrouw M. Verhoof-Vilairat, tolk in de Thaise taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 20 februari 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 6 maart 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 oktober 2019 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 maart 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen. Ter zitting heeft de GI toegelicht dat voor zover er in het verzoekschrift sprake is van onduidelijkheden/schrijffouten over de duur, bedoeld is te verzoeken de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De GI is van mening dat [voornaam minderjarige] in het pleeggezin verder dient op te groeien. De GI heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. Nu het onderzoek nog niet is afgerond is verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen noodzakelijk.

Het standpunt van de belanghebbenden

Mr. Andeweg heeft namens de vader overeenkomstig haar pleitnotie verweer gevoerd. De vader wenst nog steeds dat [voornaam minderjarige] bij hem komt wonen. De vader is leerbaar gebleken. Er is op geen enkel moment door de GI aangegeven wat de vader moet doen of welke stappen hij zou moeten zetten om [voornaam minderjarige] weer thuis te kunnen laten wonen. De vader is van mening dat hij geen eerlijke kans heeft gekregen. Er zijn allerlei toezeggingen gedaan, maar deze zijn vervolgens niet nagekomen door de GI. De vader werd niet op de hoogte gebracht over de school, medische aangelegenheden dan wel belangrijke momenten in het leven van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is al bijna vier jaar uit huis, in die periode is er geen wezenlijke omgang meer tussen [voornaam minderjarige] en vader. De omgang is steeds in duur en frequentie beperkt. De vader is van mening dat het rapport van het Haags Ambulatorium voortborduurt op conclusies uit het rapport van het KSCD. De vader betreurt het dat er een onderzoek wordt gedaan naar een gezagsbeëindigende maatregel.
Namens en door de moeder is opgemerkt dat de moeder zich niet verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder zou het liefst willen dat [voornaam minderjarige] bij haar of bij de vader kan wonen, maar zij beseft dat de conclusies uit (het KSCD onderzoek en) het Haags Ambulatorium niet gunstig zijn en leidend zijn (geweest) in de (verdere) procedure(s). De moeder zou graag meer (onbegeleid) contact willen met [voornaam minderjarige] en wenst dat de omgangregeling wordt uitgebreid. De moeder verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode te verlengen, te weten zes maanden. en het overige verzochte aan te houden. De moeder hoopt daarmee dat er sneller duidelijkheid komt, wanneer de uitkomst van het raadsonderzoek samenvalt met de verdere behandeling van het onderhavige verzoek.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Er is sprake van hechtingsproblematiek en gebrek aan basisveiligheid bij [voornaam minderjarige] . Hij heeft voor zijn opvoeding een stabiele en veilige opvoedingssituatie nodig, waarbinnen hij duidelijkheid, voorspelbaarheid, persoonlijke aandacht en begrenzing geboden krijgt. Gezien de ernst en chroniciteit van de problematiek is langdurige
behandeling van [voornaam minderjarige] geïndiceerd. [voornaam minderjarige] woont inmiddels vier jaar in een perspectief biedend pleeggezin. Gelet op de inmiddels langdurige periode van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] is de Raad verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindiging.
Het KSCD heeft onderzoek (rapportage 13 april 2017) gedaan naar de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]
en het perspectief. Het KSCD is tot de conclusie gekomen dat de ouders niet in staat zijn om [voornaam minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft van zijn opvoeders. Tevens is er een NIFP onderzoek belegd bij het Haags Ambulatorium, in opdracht van het gerechtshof Den Haag als second opinion. Uit dit onderzoek (rapportage 5 februari 2019) blijkt dat de contra indicaties in ruime mate de indicaties voor terugkeer naar een van beide ouders overstijgen. Geadviseerd wordt de huidige pleeggezin plaatsing te continueren nu pleegouders zich bereid hebben getoond [voornaam minderjarige] permanent in hun gezin te willen opnemen. Ondanks dat de uitkomsten van deze rapportages al meermaals door rechtbank en hof zijn overgenomen, blijft de vader zich hiertegen verzetten. Ook in deze procedure. De vader heeft echter geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht, op basis waarvan de kinderrechter nu anders oordeelt.
De kinderrechter is van oordeel dat zowel [voornaam minderjarige] , als de ouders en pleegouders recht hebben op duidelijkheid over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Hiervoor zal het onderzoek van de Raad afgewacht moeten worden. Nu dit onderzoek nog niet van start is gegaan, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de gevraagde duur verlengen. Een verlenging van een kortere termijn, zoals door de advocaat van de moeder bepleit, is naar het oordeel van de kinderrechter niet zinvol, omdat onduidelijk is wanneer het onderzoek van de Raad naar een verderstrekkende maatregel zal zijn afgerond.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van één jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 6 maart 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot
6 maart 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.