In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 maart 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2011, momenteel bij pleegouders verblijft en dat het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 6 maart 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van deze maatregelen, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. Tijdens de zitting is de moeder, bijgestaan door haar advocaat, niet tegen de verlenging van de maatregelen, terwijl de vader, ook bijgestaan door een advocaat, zich verzet tegen de uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging onderbouwd met de ernst van de hechtingsproblematiek en het gebrek aan basisveiligheid voor de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 maart 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2020.