ECLI:NL:RBROT:2020:2499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
ROT 19/6218, ROT 19/6220 en ROT 19/6222
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling en terugvordering van kindgebonden budget, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken (ROT 19/6218, ROT 19/6220 en ROT 19/6222) betreffende de definitieve vaststelling en terugvordering van kindgebonden budget, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de Belastingdienst Toeslagen, die haar bezwaren tegen eerdere besluiten ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in zijn besluiten niet voldoende rekening heeft gehouden met de situatie van eiseres en haar gezin. In de eerste zaak (ROT 19/6218) ging het om de definitieve vaststelling van het kindgebonden budget, waarbij de rechtbank oordeelde dat eiseres ten onrechte niet was gehoord. In de tweede zaak (ROT 19/6220) betrof het de zorgtoeslag, waarbij de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst ten onrechte geen rekening had gehouden met de inkomsten van de zus van eiseres. In de derde zaak (ROT 19/6222) ging het om de kinderopvangtoeslag, waarbij de rechtbank oordeelde dat eiseres ten onrechte niet als toeslagpartner was aangemerkt.

De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg de Belastingdienst op om binnen vier weken nieuwe besluiten te nemen. Tevens werd bepaald dat de Belastingdienst het betaalde griffierecht van € 141,- aan eiseres moest vergoeden en dat de proceskosten tot een bedrag van € 525,- vergoed moesten worden. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter F.P.J. Schoonen, in aanwezigheid van griffier I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 19/6218, ROT 19/6220 en ROT 19/6222
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: J. Chattou.
Bij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 19 juli 2019 (het primaire besluit I) ongegrond verklaard. Het primaire besluit strekte tot de definitieve vaststelling van het kindgebonden budget voor het berekeningsjaren 2017 op € 3.970,- en terugvordering van teveel ontvangen voorschotten ter hoogte van € 538,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROT 19/6218
Bij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 19 juli 2019 (het primaire besluit II) ongegrond verklaard. Het primaire besluit strekte tot de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag voor het berekeningsjaren 2017 op nihil en terugvordering van teveel ontvangen voorschotten ter hoogte van € 1.044,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROT 19/6220
Bij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 19 juli 2019 (het primaire besluit III) ongegrond verklaard. Het primaire besluit strekte tot de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaren 2016 op € 1.182,- en terugvordering van teveel ontvangen voorschotten ter hoogte van € 1.857,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROT 19/6222
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld ter zitting van 13 maart 2020.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 13 maart 2020 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe besluiten neemt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 141,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.

Overwegingen

ROT 19/6218 en ROT 19/6220
Niet is in geschil dat de zus van eiseres, [naam zus] van 2 augustus 2016 tot 19 januari 2017 op hetzelfde woonadres stond ingeschreven als eiseres en haar minderjarige kind, te weten [adres 1] in Rotterdam.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat eiseres ten onrechte niet is gehoord en dat er geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een beroep gedaan op artikel 8, vierde lid, van de Awir en betoogd dat de zus van eiseres na haar vertrek in januari 2017 inkomsten heeft genoten vanaf maart 2017 tot en met december 2017. Ter ondersteuning van dit betoog zijn een loonstrook van maart 2017 en december 2017 overgelegd.
De beroepen zijn gegrond, de rechtbank draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen en daarin een oordeel te geven over het beroep op artikel 8, vierde lid van de Awir.
ROT 19/6222
Eiseres stond samen met haar kind van 30 september 2011 tot 2 augustus 2016 op het adres [adres 2] in Eindhoven ingeschreven. Niet is in geschil dat [naam] van 15 april 2016 tot 22 september 2016 op hetzelfde woonadres stond ingeschreven als eiseres en haar minderjarige kind.
Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat [naam] ten onrechte voor de maand augustus 2016 niet is aangemerkt als toeslagpartner, waardoor de kinderopvangtoeslag 2016 op een te laag bedrag is vastgesteld.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat de inschrijving van eiseres in de Basisregistratie personen (Brp) niet juist is, omdat zij feitelijk al woonachtig was op haar nieuwe adres in Rotterdam. Hij verwijst naar het contract met de buitenschoolse opvang (bso) in Eindhoven, dat tot eind 2015 liep. Vanaf januari 2016 ging het minderjarige kind van eiseres naar de bso in Rotterdam. Ook uit de loonstroken van eiseres blijkt dat zij in 2016 reeds in Rotterdam woonachtig was. Vanwege een depressie kon eiseres pas in augustus 2016 de wijziging in de Brp doorgeven. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting loonstroken en de kopie van de kadastrale inschrijving overgelegd.
Het beroep is gelet op het vorenstaande gegrond. Het bestreden besluit zal om die reden worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met in achtneming van hetgeen ter zitting is aangevoerd en overgelegd.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, in totaal € 141,- (€ 47,- per zaak), vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
Ter zitting heeft zich een nieuwe gemachtigde gesteld. Omdat de rechtbank niet is gebleken dat deze gemachtigde is opgetreden als een professioneel rechtshulpverlener, ziet de rechtbank geen aanleiding om een kostenvergoeding toe te kennen voor het verschijnen ter zitting.
Deze uitspraak is op 13 maart 2020 in het openbaar gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg, griffier.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.