ECLI:NL:RBROT:2020:2519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
C/10/593590 / FA RK 20-1943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 20 maart 2020 verzocht om voortzetting van de op 19 maart 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene die lijdt aan een maniforme psychose. Deze psychose leidde tot uitputting, paranoïde wanen en angstig gedrag, wat een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2020, waarbij de zitting telefonisch werd gehouden vanwege de coronacrisis. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden, en verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 24 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593590 / FA RK 20-1943
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Frankrijk,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam,
advocaat mr. T.R. Hüpscher te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 19 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 19 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door J. Metselaar, psychiater, van 19 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz, en
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 maart 2020. Vanwege de coronacrisis heeft de zitting telefonisch plaatsgevonden.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 S. Dieleman, psychiater, verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum;
 T.A. Jansen, arts, verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene in de voorliggende zaak sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op het ontstaan van ernstig lichamelijke dan wel psychische schade. Voorts bestaat het risico op acute maatschappelijke teloorgang. Het vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een maniforme psychose. Betrokkene geeft tijdens de zitting aan dat het erg slecht met haar gaat. Zij is daarbij erg overstuur. Ze heeft naar eigen zeggen al meer dan 72 uur niet geslapen. Haar behandelaren bevestigen dat ze al langere tijd niet of nauwelijks slaapt. Hierdoor is betrokkene uitgeput geraakt. Aanvankelijk is betrokkene vrijwillig opgenomen omdat zij al zo lang niet sliep. Hierdoor had ze irreële ideeën en zijn er agressie incidenten ontstaan waarbij zij haar vriend heeft geslagen en zijn gezicht open heeft gekrabd. Bij betrokkene is sprake van paranoïde wanen en achterdocht. Kort na aanvang van de opname raakte zij ervan overtuigd dat een medewerker van de verpleging haar seksueel heeft misbruikt. Haar angsten nemen soms dusdanig de overhand dat zij geen begeleiding meer accepteert. Het is van belang om betrokkene klinisch te behandelen om verdere diagnostiek te kunnen doen en om haar goed in te kunnen stellen op medicatie.
2.1.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te kunnen wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, en
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene geeft tijdens de zitting aan dat zij opgenomen wil blijven omdat zij vreselijke dingen heeft gedaan. De behandelaren van betrokkene geven aan dat zij vaker aangeeft te willen blijven op vrijwillige basis, maar dat zij zich daarna ook weer snel bedenkt omdat haar angst dan de overhand neemt. De bereidheid tot vrijwillig verblijf is naar het oordeel van de rechtbank te ambivalent om op te kunnen vertrouwen. Gelet op het voorgaande is er sprake van verzet tegen de verplichte zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is naar het oordeel van de rechtbank evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 april 2020.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 24 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.