ECLI:NL:RBROT:2020:2560
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, die lijdt aan een cognitieve stoornis, vermoedelijk dementie. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ, na een last tot inbewaringstelling van de burgemeester van Rotterdam op 18 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om zich te doen horen tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronacrisis. De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat de cliënt geen fysiek verzet vertoont, maar de advocaat van de cliënt heeft verklaard dat de cliënt duidelijk heeft aangegeven naar huis te willen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, wat een voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakt. De cliënt heeft 24-uurs hulp nodig bij haar dagelijkse levensbehoeften en kan niet meer met ambulante zorg worden geholpen. De rechtbank concludeert dat er voldaan is aan de criteria voor verzet, ondanks de twijfels van de specialist ouderengeneeskunde. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 4 mei 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 24 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.