ECLI:NL:RBROT:2020:2562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
C/10/593508 / FA RK 20-1895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt op verzoek van het CIZ. De rechtbank oordeelde dat de cliënt, die verblijft in verpleeghuis Rijckehove te Capelle aan den IJssel, een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Dit werd onderbouwd door het gedrag van de cliënt, dat gekenmerkt werd door forse agitatie en agressie wanneer hij zijn zin niet kreeg. De thuissituatie was niet meer veilig, wat leidde tot de noodzaak van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling.

De procedure begon met een verzoekschrift van het CIZ, dat op 19 maart 2020 was ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2020, waarbij de zitting telefonisch werd gehouden vanwege de coronacrisis. De rechtbank stelde vast dat de cliënt niet in staat was om de zitting bij te wonen, maar zijn advocaat had geen bezwaar tegen het doorgaan van de zitting zonder de cliënt.

De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. De burgemeester had op 18 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, en de rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het gevaar voor de algemene veiligheid te voorkomen. De machtiging geldt tot en met 4 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593508 / FA RK 20-1895
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan het [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in verpleeghuis Rijckehove te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. T.R. Hüpscher te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 19 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 18 maart 2020;
 de verklaring van D. van der Meer, arts, van 18 maart 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 3 januari 2020, en
 de aanvraag van 19 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 maart 2020. Vanwege de coronacrisis heeft de zitting telefonisch plaatsgevonden.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 L. Faqiri, arts, verbonden aan verpleeghuis Rijckehove.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënt niet in staat was zich te doen horen. De arts geeft aan dat bij cliënt sprake is van loopdrang waardoor het voor hem niet mogelijk is om de zitting bij de wonen. De advocaat van cliënt geeft aan er geen bezwaar tegen te hebben om de zitting zonder de aanwezigheid van cliënt te houden.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 18 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Ridderkerk ten behoeve van cliënt in voorliggende zaak een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van het gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Cliënt is sinds aanvang van de opname heel erg zoekende met zijn gedachten. Merkbaar is dat hij zelf niet goed weet waar hij naar op zoek is. Hij probeert constant binnen te dringen bij medebewoners. Wanneer hij wordt tegengehouden kan zijn gedrag snel omslaan. Als cliënt zijn zin niet krijgt wordt hij geagiteerd en kan hij fysiek en verbaal agressief verdrag vertonen. De agressie is de reden dat het uiteindelijk onhoudbaar werd om cliënt nog langer thuis te laten wonen. Wanneer zijn echtgenote hem probeerde tegen te houden mishandelde hij haar. Mede daardoor is cliënt meerdere keren thuisgebracht door de politie nadat hij in de nacht was gaan dwalen. Zijn echtgenote heeft aangegeven zich onveilig te voelen door cliënt.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van in de accommodatie.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 mei 2020.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 24 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.