ECLI:NL:RBROT:2020:2582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
FT EA 20/36
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een dwangakkoord in het kader van schuldsanering met betrekking tot een verzoekster onder beschermingsbewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toekenning van een dwangakkoord. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij drie van de vier schuldeisers instemden met het aanbod. Eén schuldeiser weigerde echter in te stemmen, ondanks dat deze behoorlijk was opgeroepen voor de zitting. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek vanuit een stabiele situatie wil oplossen, afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeiser. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser, die slechts 10,20% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet bijgestaan werd door een advocaat. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 26 februari 2020
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 9 januari 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeisers, te weten:
- [naam schuldeiser] (hierna: [naam schuldeiser] );
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 20 februari 2020 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam 1] , werkzaam bij Equalis Bewindvoering B.V. (schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Stichting Veritas, (beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vier concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 3.722,09 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 7 augustus 2019 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 49,33% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Wajong-uitkering. Verzoekster is voor 100% arbeidsongeschikt verklaard.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Drie schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 379,70 op verzoekster, welke 10,20 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 10,20%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drie van de vier schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is onder de oude Wajong regeling voor 100% arbeidsongeschikt verklaard. Op eigen initiatief verricht zij initieel betaalde arbeid -op onregelmatige basis en voor een onregelmatig aantal uur- bij [naam thuiszorgbedrijf]
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.