ECLI:NL:RBROT:2020:2586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
10/263389-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van geld en goederen, gepleegd door meerdere personen, met bijzondere aandacht voor de gevolgen voor slachtoffers en de strafmaat

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd in Bergschenhoek op 3 november 2019. Tijdens deze inbraak werd geld en andere goederen weggenomen, waarbij de verdachte geen respect toonde voor andermans eigendom. De rechtbank benadrukt dat dergelijke misdrijven gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, vooral voor de slachtoffers. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van het dossier vastgesteld dat het bewijs voldoende is om tot een veroordeling te komen.

De officier van justitie heeft een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft deze straffen passend geacht, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die dringend hulp nodig heeft. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 200,00 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met de verplichting om zich te houden aan de voorwaarden die zijn gesteld door de reclassering. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/263389-19
Datum uitspraak: 26 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en medewerking verlenen aan het vinden van een dagbesteding en het op orde brengen van
de financiën, ook als dit inhoudt schuldhulpverlening.

4.Waardering van het bewijs

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Op basis van de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet exact de hoogte van het weggenomen geldbedrag vaststellen.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 november 2019 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 04.15 en 05.41 uur,
tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres] waar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden
,geld dat toebehoorde aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel
van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een woninginbraak gepleegd, waarbij geld werd buitgemaakt. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen. Dergelijke misdrijven brengen in de samenleving in het algemeen, en voor de slachtoffers in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Reclassering Nederland heeft over de verdachte een rapport opgemaakt, gedateerd 10 maart 2020. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, meewerken aan het vinden van een dagbesteding en aan het op orde brengen van de financiën, ook als dit inhoudt schuldhulpverlening.
Gezien de ernst van het feit zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in hoge mate rekening met het feit dat de verdachte dringend hulp nodig heeft om zijn leven weer op orde te krijgen. Gelet op die persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding een forse taakstraf op te leggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.471,00 aan materiële schade, die als volgt is opgebouwd:
  • kozijn keukenraam € 378,00;
  • tuinmeubel € 1.064,00;
  • vouwgordijn € 198,00;
  • sloten vervangen € 551,00;
  • Jill Sander luchtje € 80,00;
  • contant geld € 200,00.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat de benadeelde partij haar heeft laten weten dat de schade aan de woning inmiddels grotendeels is vergoed door de verzekering, waarbij een eigen risico geldt voor een bedrag van € 100,00.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor een bedrag van € 200,00, bestaande uit € 100,00 eigen risico en € 100,00 contant geld. Voor wat betreft het overigens gevorderde dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in
de vordering. De hoogte van het weggenomen geldbedrag is onvoldoende onderbouwd. Wat betreft het eigen risico is niet duidelijk in hoeverre de benadeelde eigenaar is van de woning.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat enige matiging van het gevorderde bedrag aan contant geld op zijn plaats is omdat op basis van de inhoud van het dossier niet exact de hoogte van het weggenomen geldbedrag is vast te stellen. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 100,00. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 100,00 eigen risico toewijsbaar is. Voor wat betreft het overigens gevorderde zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat dat gedeelte onvoldoende is onderbouwd, dan wel omdat onderdelen van de vordering niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade van het bewezen feit. Nader onderzoek, naar onder meer de kosten die zijn gedekt door de verzekering, zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoel in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- dat de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Multi-Care en De Waag of een soortgelijke instelling, zolang als de reclassering in overleg met de behandelaar(s) verantwoord vindt;
- de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan het vinden van een dagbesteding;
- de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan het op orde brengen van
zijn financiën, ook als dit inhoudt schuldhulpverlening;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde] , geboren op 4 september 1985, te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2019.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 november 2019 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 04.15 en 05.41 uur,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, gelegen aan de [adres] waar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en) geld (ter waarde van ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld/goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming.