ECLI:NL:RBROT:2020:2638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
C/10/591200 / JE RK 20-389 (A)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 6 februari 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar en om een machtiging te verlenen voor opname in een gesloten accommodatie voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [naam kind] aanwezig was, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de advocaat van [naam kind], mr. M.E. Pennings. De vader is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] op een gesloten groep bij de Midgaard verblijft en dat hij daar enige positieve ontwikkeling vertoont. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernstige gedragsproblematiek en het schoolverzuim van [naam kind]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden tot 10 april 2021 en dat de machtiging gesloten jeugdhulp verleend wordt voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om het verzoek voor de resterende periode aan te houden tot een latere zitting.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 maart 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591200 / JE RK 20-389 (A)
datum uitspraak: 12 maart 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een onbekend adres in Marokko.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2020,
- de verklaring d.d. 6 februari 2020 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder,
- de instemmende verklaring d.d. 11 maart 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 12 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.E. Pennings,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaans-Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam] , tolk in de Marokkaans-Arabische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft op een gesloten groep bij de Midgaard.
Bij beschikking van 27 maart 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
10 april 2020. Bij beschikking van 31 december 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 31 december 2019 tot 10 april 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft langere tijd problemen gehad op school. Hij heeft veel kansen gekregen om zijn gedrag te veranderen. Dit is hem niet gelukt. [naam kind] is daarom op een gesloten groep bij de Midgaard geplaatst. Momenteel laat hij daar een prille positieve ontwikkeling zien. Sinds kort mag hij op verlof naar huis. Het verlof is voor [naam kind] een positieve beloning. Hij doet hiervoor erg zijn best. [naam kind] staat op een wachtlijst voor een persoonlijkheidsonderzoek (PO). Ook krijgt hij een behandeling op de groep, gericht op het verbeteren van zijn gedrag en het leren omgaan met gezag.

De standpunten

Door en namens [naam kind] is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Sinds [naam kind] op verlof mag naar de moeder, laat hij positief gedrag zien op de groep. Het is onduidelijk wanneer het PO bij [naam kind] wordt afgenomen. Dit mag geen reden zijn om [naam kind] langer dan noodzakelijk in een gesloten jeugdhulpinstelling te laten verblijven. Gelet op de positieve ontwikkeling verzoekt de advocaat om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor een kortere duur dan zes maanden.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij achter het standpunt van de advocaat van [naam kind] staat. [naam kind] komt elk weekend naar huis toe. De moeder merkt dat het gedrag van [naam kind] in positieve zin is veranderd. [naam kind] kan een behandeling vanuit huis krijgen. Ook staat de moeder open voor opvoedondersteuning. De moeder vindt dat de communicatie met de jeugdbeschermer niet goed verloopt en heeft geen vertrouwen meer in de jeugdbeschermer.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [naam kind] is sprake van forse gedragsproblematiek en veelvuldig schoolverzuim. Sinds 31 december 2019 verblijft [naam kind] op een gesloten groep bij de Midgaard. [naam kind] is gebaat bij de structuur, duidelijkheid en begeleiding die hij daar krijgt. Sinds kort mag [naam kind] elk weekend op verlof naar huis. Nu [naam kind] weet dat hij verlofmomenten kan verdienen, laat hij positief gedrag zien en houdt hij zich aan de afspraken op de groep. Omdat deze positieve ontwikkeling nog pril is en [naam kind] nog verdere behandeling nodig heeft, is de kinderrechter van oordeel dat het verblijf van [naam kind] op de gesloten groep gecontinueerd dient te worden. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de bijstand van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind] bij de Midgaard te volgen. De komende periode dient door middel van een PO duidelijk te worden waar het gedrag van [naam kind] vandaan komt, zodat zo nodig specialistische behandeling kan worden ingezet.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van twaalf maanden. Om een vinger aan de pols te houden zal de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
De kinderrechter verzoekt de GI alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt. Indien het verzoek gehandhaafd wordt, dient een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper aan de rechtbank (en de belanghebbenden) te worden gezonden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 10 april 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 10 april 2020 tot 10 juli 2020 betreffende [naam kind] ;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de ouders en mr. M.E. Pennings in deze zaak zal plaatsvinden op
18 juni 2020 om 10:30 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. M.E. Pennings;
gelast de oproeping van de vader per Staatscourant tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
gelast de oproeping van [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen, alsmede – indien aan de orde – tijdig een recente verklaring van een gedragswetenschapper.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2020 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.