ECLI:NL:RBROT:2020:2642
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak in strafzaak wegens valsheid in geschrifte en witwassen
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Turkije, die werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. E. Benhaim. De zaak betreft valsheid in geschrifte en witwassen, waarbij de verdachte wordt verweten dat zij valse documenten heeft opgemaakt en ingediend bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) om onterecht uitkeringen te ontvangen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerder onderzoek op de terechtzitting van de politierechter en een verwijzing naar de meervoudige kamer. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, die onder andere betrekking hadden op het indienen van een aanvraag voor een Ziektewet-uitkering met valse informatie over haar dienstverband en ziekteverzuim.
De rechtbank heeft de tenlastelegging en de bewijsstukken als uitgangspunt genomen voor haar beoordeling. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over haar werkzaamheden en de rechtbank concludeert dat het niet aannemelijk is dat zij niet op de hoogte was van de ongeregeldheden binnen het bedrijf waar zij zou hebben gewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de exacte rol van de verdachte niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld, waardoor niet bewezen kan worden dat zij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.P. Eekhout.