ECLI:NL:RBROT:2020:2642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
83/025029-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak wegens valsheid in geschrifte en witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Turkije, die werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. E. Benhaim. De zaak betreft valsheid in geschrifte en witwassen, waarbij de verdachte wordt verweten dat zij valse documenten heeft opgemaakt en ingediend bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) om onterecht uitkeringen te ontvangen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerder onderzoek op de terechtzitting van de politierechter en een verwijzing naar de meervoudige kamer. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, die onder andere betrekking hadden op het indienen van een aanvraag voor een Ziektewet-uitkering met valse informatie over haar dienstverband en ziekteverzuim.

De rechtbank heeft de tenlastelegging en de bewijsstukken als uitgangspunt genomen voor haar beoordeling. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over haar werkzaamheden en de rechtbank concludeert dat het niet aannemelijk is dat zij niet op de hoogte was van de ongeregeldheden binnen het bedrijf waar zij zou hebben gewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de exacte rol van de verdachte niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld, waardoor niet bewezen kan worden dat zij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.P. Eekhout.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/025029-19
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E. Benhaim, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 12 juni 2019 en, na verwijzing door de politierechter, op het onderzoek op de terechtzittingen van de meervoudige kamer van 5 november 2019 en 22 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Beoordeling
De tenlastelegging en de stukken in het strafdossier dienen als uitgangspunt voor de beoordeling door de rechtbank.
Tenlastelegging
Uit de tenlastelegging blijkt – samengevat weergegeven – dat de verdachte wordt verweten dat zij een aanvraagformulier voor het verkrijgen van een uitkering ingevolge de Ziektewet en een formulier “aanvullende informatie bij Ziekteaangifte” valselijk heeft opgemaakt door in strijd met de waarheid op deze formulieren te vermelden dat zij in dienst was van [naam bedrijf 1] (hierna: [afkorting naam bedrijf] ) met ingang van 1 juli 2013 en dat zij met ingang van 23 december 2013 ziek geworden was. Zij heeft ten onrechte nagelaten het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van de werkelijke situatie op de hoogte te stellen. Voorts wordt haar verweten dat zij salarisstroken, een arbeidsovereenkomst en een jaaropgaaf 2013 valselijk heeft opgemaakt en aan het UWV heeft overgelegd. Daardoor heeft het UWV ten onrechte grote geldbedragen aan haar uitgekeerd. Haar wordt tot slot verweten dat zij dat geld heeft witgewassen.
Het oordeel van de rechtbank:
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd bij het UWV en op de zitting, onder meer over de aard en de inhoud van de werkzaamheden die zij zou hebben verricht. Dit geeft te denken en mede daarom is niet aannemelijk dat de verdachte destijds in het geheel niet op de hoogte was van de ongeregeldheden rond en in het bedrijf [afkorting naam bedrijf] , zoals die uit het dossier naar voren komen. Hierbij is van belang dat de verdachte sinds 2010 onder meer HBO opleidingen op het gebied van personeel en arbeid volgde. De exacte rol en betrokkenheid van de verdachte bij de ongeregeldheden ten aanzien van [afkorting naam bedrijf] is op basis van de stukken in dossier en het verhandelde ter zitting niet te duiden. Daardoor is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen of haar gedragingen binnen de grenzen van de tenlastelegging vallen.
4.2.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en C.E. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij
op of omstreeks 23 december 2013, in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2013 tot en met 30 december 2013, althans in de maand december 2013, te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een formulier “Ziekteaangifte (in verband met aanvraag Ziektewet-uitkering)” en/of een formulier “Aanvullende informatie bij Ziekteaangifte”, betreffende
de werknemer [naam verdachte] en/of
de werkgever loonheffingennummer [nummer 1] [naam bedrijf 1] / [naam 1] ) (bijlage 5, blz 072-77);
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door [naam 2] en/of ((een) (andere) medewerkster(s) van) [naam bedrijf 2] , in elk geval (een) ander(en),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
in/op dat/die formulier(en) vermeld en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door die
ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven en/of opnemen,
dat zij, verdachte, werknemer was in dienst van de werkgever met loonheffingennummer [nummer 1]
en/of
dat de arbeidsverhouding en/of het dienstverband tussen haar, verdachte, en die werkgever ( [naam bedrijf 1] / [naam 1] ) was gestart op 01-07-2013
en/of
dat haar, verdachtes, eerste ziektedag betrof 23-12-2013,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse en/of vervalste geschrift(en) / (formulier(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of (telkens) (per email) heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam,
terwijl zij, verdachte, en/of haar, verdachtes, mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/die echt en onvervalst;
2
zij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2013 tot en met 28 februari 2017 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in strijd met artikel 49 Ziektewet en/of artikel 27 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), in elk geval een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, zulks terwijl dit/die feit(en) (telkens) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf en/of van (een) ander(en),
terwijl zij, verdachte, en/of haar, verdachtes, mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat die gegevens (telkens) van belang waren voor de vaststelling van verdachtes haar recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, te weten (telkens) (een) uitkering op grond van de Ziektewet en/of een toeslag en/of uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), dan wel (telkens) voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) opzettelijk
niet opgegeven aan, althans verzwegen voor, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en/of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
dat zij, verdachte, in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 niet als werknemer een dienstverband had en/of geen arbeidsverhouding had met [naam bedrijf 1] en/of [naam 1]
en/of
dat zij, verdachte, niet als werknemer in de zin van de Ziektewet beschouwd kon worden en/of niet verzekerd was voor de Ziektewet en/of niet aan te merken was als verzekerd voor de Ziektewet
en/of
dat sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen haar, verdachte
en [naam bedrijf 1] en/of [naam 1] ;
3
zij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 4 december 2015, in elk geval in het/de jaar/jaren 2013 en/of 2014 en/of 2015, te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a.
6, in elk geval een of meer, salarisspecificatie(s) werkgever [naam bedrijf 1]
betreffende Loon juli 2013 en/of augustus 2013 en/of september 2013 en/of oktober 2013 en/of november 2013 en/of december 2013 en als werknemer mevrouw [naam verdachte] (blz 115 tm 120)
en/of
b.
een Jaaropgave 2013 werkgever [naam bedrijf 1] betreffende Mevrouw [naam verdachte] (sofinummer [nummer 2] ) heffingsloon euro 21.989 (blz 114)
en/of
c.
een Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd werkgever [naam bedrijf 1] (mevr. [naam 1] ) werknemer Mevr. [naam verdachte] ingaande 01 juli 2013 (blz 111)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
in/op dat/die formulier(en) voorgedaan dat zij, verdachte, werknemer was in dienst van de werkgever [naam bedrijf 1] en/of [naam 1]
en/of
voor die werkgever werkzaamheden had verricht en/of (hiervoor) inkomsten en/of loon had ontvangen
en/of
op die salarisspecificatie vermeld en/of opgenomen en/of doen en/of
laten opnemen en/of vermeld “Betaald op rekeningnummer [bankrekeningnummer] ”
en/of
die onder c. genoemde arbeidsovereenkomst voorzien en/of een doen en/of laten voorzien van een hand- en/of ondertekening welke moest doorgaan voor de handtekening van die [naam 1] ,
terwijl in werkelijkheid die/dat dienstverband gefingeerd was, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse en/of vervalste geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of (telkens) heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Amsterdam,
terwijl zij, verdachte, en/of haar, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware
het/die echt en onvervalst;
4
zij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2013 tot en met 1 januari 2017, in elk geval de periode van 23 december 2013 tot 18 december 2017, te Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (totaal) euro 80.527,93, in elk geval een of meer geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet,
en/althans
van (een) voorwerp(en), te weten (totaal) euro 80.527,93, in elk geval een of meer geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.