In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 februari 2020 een beschikking gegeven in een geschil tussen een man en een vrouw over het ouderlijk gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen een dochter, geboren in 2017. De man heeft het verzoek ingediend om gezamenlijk gezag over hun dochter te verkrijgen, terwijl de vrouw hiertegen verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw van rechtswege het ouderlijk gezag heeft en dat de man zijn verzoek tot voorlopige voorziening inzake omgang heeft ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat voor het kind en dat de man en vrouw in staat zijn om een gelijkwaardig ouderschap te realiseren. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag toegewezen en een zorgregeling vastgesteld, waarbij de man en vrouw in onderling overleg de zorg- en opvoedingstaken verdelen. De nieuwe zorgregeling gaat in op 2 april 2020, met specifieke afspraken over de omgangsregeling en de verdeling van de feestdagen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.