ECLI:NL:RBROT:2020:2685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/10/591860 / JE RK 20-506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. van den Broek-Prins
  • R. Spaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervanging van gecertificeerde instelling in ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vader met betrekking tot de vervanging van de gecertificeerde instelling die belast is met de ondertoezichtstelling van zijn kinderen. De vader heeft op 16 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, dat op 19 februari 2020 bij de griffie is ontvangen. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, heeft de vader aangegeven dat hij de oproep voor de zitting laat heeft ontvangen en dat hij geen vrij kan nemen van zijn werk. Desondanks heeft hij besloten dat het niet nodig is om de zitting te verplaatsen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door beide ouders en dat de kinderen bij de moeder wonen. De vader verzocht om de vervanging van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland door een andere instelling. De GI heeft echter aangegeven dat er al meerdere wijzigingen van jeugdbeschermer hebben plaatsgevonden op verzoek van de vader en dat er een patroon zichtbaar is van klachten en verzoeken om verandering. De moeder heeft niet ingestemd met het verzoek van de vader, omdat zij vreest voor vertraging in de hulpverlening en twijfels heeft over de medewerking van de vader.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling het belang van de kinderen vooropgesteld, zoals vereist door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Hij concludeert dat het belang van de kinderen niet vergt dat de huidige GI vervangen wordt, gezien de opgebouwde band tussen de kinderen en de huidige jeugdbeschermer. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader af, omdat er geen gegronde redenen zijn om de GI te vervangen en het belang van de kinderen bij continuïteit in de hulpverlening prevaleert.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591860 / JE RK 20-506
datum uitspraak: 13 maart 2020

beschikking

in de zaak van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam vader] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2012 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Gouda.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van de vader van 16 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 19 februari 2020.
Op 13 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam vertegenwoordigster] en [naam vertegenwoordiger] .
De vader heeft telefonisch aan de rechtbank laten weten dat hij de oproep voor de zitting vrij laat heeft ontvangen, waardoor hij geen vrij meer kan nemen van zijn werk voor de zitting. De vader heeft vervolgens meegedeeld dat nu het verzoek van de vader zelf afkomstig is, hij het niet nodig vindt om de zaak te verplaatsen naar een andere zittingsdatum.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam vader] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam vader] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 14 februari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam vader] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 26 februari 2021.
In deze beschikking is abusievelijk de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie Dordrecht, opgenomen als de betrokken gecertificeerde instelling, echter dit dient gelezen te worden als de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, locatie Gouda.

Het verzoek

De vader heeft de kinderrechter verzocht om de GI, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door een andere gecertificeerde instelling.

De standpunten

De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er reeds twee keer een andere jeugdbeschermer is aangesteld, op verzoek van de vader. Hij heeft ook een klacht ingediend tegen de huidige jeugdbeschermer. Er is een patroon zichtbaar, waarin de vader verzoekt om een andere jeugdbeschermer en hij klachten indient. De hulpverlening is inmiddels gestart en er zullen ook gesprekken met de kinderen gaan plaatsvinden. De jeugdbeschermer heeft een band opgebouwd met de kinderen. Indien een andere gecertificeerde instelling betrokken raakt, dan zal er sprake zijn van een wachttijd alvorens de hulp kan starten. De GI acht een wijziging van gecertificeerde instelling niet noodzakelijk.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader het volgende.
Op grond van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging
.Dat betekent dat de kinderrechter bij elke beslissing allereerst naar het belang van de kinderen dient te kijken
.
De overgelegde stukken en de behandeling van de zaak ter zitting kunnen naar het oordeel van de kinderrechter niet tot de conclusie leiden dat het belang van [naam vader] , [naam kind 2] en [naam kind 3] vergt dat de GI, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
Gebleken is dat er in de afgelopen periode, op verzoek van de vader, al meerdere wijzigingen van jeugdbeschermer hebben plaatsgevonden. Ook is de vader een klachtenprocedure gestart bij de klachtencommissie van de GI. De vader heeft in het verzoekschrift zijn onvrede geuit over de werkwijze van de GI, maar nu er nog een klachtenprocedure daarover bij de GI aanhangig is, dient naar het oordeel van de kinderrechter het eerst tot een vergelijk tussen de vader en de GI te komen, om te bezien of de klachten van de vader gegrond zijn en voor de GI redengevend zouden kunnen zijn om aan de bezwaren van de vader tegemoet te komen. Hoewel duidelijk is dat sprake is van een voor verbetering vatbare samenwerking tussen de vader en de GI, rechtvaardigt dat naar het oordeel van de kinderrechter echter niet dat door een wisseling van GI een stagnatie zou optreden in de begeleiding van de kinderen door de jeugdbescherming of in de hulp die voor hen is georganiseerd. Bovendien hebben de kinderen een band opgebouwd met de huidige jeugdbeschermer en kan het opnieuw moeten wisselen van jeugdbeschermer voor hen belastend zijn. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat hun belang bij het behoud van de samenwerking met de huidige jeugdbeschermer dient te prevaleren boven het belang van de vader. Daarbij komt dat uit het verzoekschrift van de vader niet is gebleken welke gecertificeerde instelling dan wel zou moeten worden belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Gelet op het vorenstaande, zal de kinderrechter het verzoek van de vader afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020 door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op ... maart 2020.