Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter mr. P. Joele, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over de afrekening van servicekosten en de huurprijs van een appartement in Oud-Beijerland. Gedaagde heeft van 17 juli 2018 tot 31 maart 2019 het appartement gehuurd van eiser, met een maandelijkse huurprijs van € 788,-. Na afloop van de huurovereenkomst heeft eiser een eindafrekening opgemaakt, waaruit bleek dat gedaagde nog een bedrag van € 1.003,- verschuldigd was, inclusief servicekosten voor gas, water en elektriciteit. Gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van deze eindafrekening en heeft huurvermindering geëist wegens overlast door verbouwingen in het gebouw.
De procedure begon met een dagvaarding op 6 december 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 17 februari 2020. Tijdens de zitting erkende gedaagde dat hij huur verschuldigd was, maar betwistte hij de hoogte van de servicekosten en de onderbouwing daarvan. De kantonrechter oordeelde dat de eindafrekening niet onredelijk was, maar dat gedaagde recht had op een vermindering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeden. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 509,96, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 september 2019.
De rechter compenseerde de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 2 april 2020.