ECLI:NL:RBROT:2020:2712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/10/593449 / FA RK 20-1868
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het CIZ voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Op 20 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, op verzoek van het CIZ. De zaak betreft een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. De burgemeester van Rotterdam had op 17 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven voor de betrokkene, die in een verpleeghuis verblijft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2020 zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een arts van de zorginstelling gehoord. De rechtbank heeft geconstateerd dat de thuissituatie van de betrokkene onhoudbaar was, met ernstige zelfverwaarlozing en verwaarlozing van de woning. De betrokkene vertoonde problematisch gedrag, waaronder verbale agressie en ontremd seksueel gedrag. In het verpleeghuis gaat het beter met hem, maar een terugkeer naar huis is niet mogelijk. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 1 april 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 30 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593449 / FA RK 20-1868
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene]
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Lelie Zorggroep, locatie De Burcht te Rotterdam,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van het CIZ, ingekomen op 18 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene en zijn hierboven genoemde advocaat;
 drs. [naam arts] , arts, verbonden aan Lelie Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 17 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van betrokkene een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene in de voorliggende zaak als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De thuissituatie was onhoudbaar geworden. Er was sprake van ernstige zelfverwaarlozing en verwaarlozing van de woning. Betrokkene draaide zijn dag- en nachtritme om trok zich steeds meer terug. Thuiszorg werd afgehouden, waarbij hij eveneens verbale agressie en ontremd seksueel gedrag vertoonde. In het verpleeghuis gaat het beter met betrokkene en accepteert hij geboden zorg. Een terugkeer naar huis is echter geen mogelijkheid meer. Tijdens de zitting geeft betrokkene aan dat hij dat ook inziet, hoewel hij het liefst weer terugkeert naar een leven met meer zelfstandigheid.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van in de accommodatie. Op de afdeling wordt nauwelijks persisterend verzet waargenomen tegen de zorg en het verblijf. Echter, in gesprekken met de arts en de advocaat geeft betrokkene desgevraagd aan naar huis te willen gaan.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 april 2020.
Deze beschikking is op 20 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 30 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.