ECLI:NL:RBROT:2020:2760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
10/691139-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling van haar kleinkind. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, wat wettig en overtuigend bewezen is geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar kleinkind op 3 september 2017 heeft mishandeld, wat heeft geleid tot (mogelijk blijvend) letsel aan de ogen van het kind.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, als gevolg van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een vorm van epilepsie. Hierdoor is de verdachte niet strafbaar en is zij ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de verdachte een schadevergoeding moet betalen voor de materiële en immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het resterende deel van de vordering, dat bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De rechtbank heeft in haar beslissing de rapportages van deskundigen meegenomen, die hebben verklaard dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was haar handelen te toetsen aan een adequaat referentiekader van normen en waarden. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen en heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, waardoor er geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/691139-17
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.M. Casteleijns heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde (zware mishandeling en poging tot zware mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering meer subsidiair ten laste gelegde
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat het meer subsidiair ten laste gelegde, mishandeling, kan worden bewezen. Dat dit feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, kan volgens de verdediging niet bewezen worden. Er is geen bewijs dat het kleinkind van de verdachte, [naam slachtoffer] , scheel is gaan kijken als gevolg van de mishandeling. Voor dit incident, ten tijde van de geboorte, was al sprake van scheelstand van de ogen van [naam slachtoffer] .
Beoordeling
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte haar destijds driejarige kleinkind, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld op de wijze zoals meer subsidiair ten laste is gelegd. Ook wordt vastgesteld dat deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, namelijk (mogelijk blijvend) letsel aan de ogen. Dit blijkt uit het proces-verbaal van de politie (en de daarbij gevoegde foto’s) met betrekking tot het letsel, waaronder oogletsel, dat na de mishandeling bij [naam slachtoffer] is geconstateerd. Bij de foto’s bij het proces-verbaal van de politie wordt als letsel onder meer omschreven: kale plekken in het haar, krassen in de hals, huidbeschadiging onder de rechterneusvleugel, rooskleurige verkleuring op het linker ooglid, meerdere krassen in het gezicht op de rechterkaak en verkleuring op de linker oorschelp. Ook uit de in het dossier opgenomen medische stukken van de huisarts en de medische verklaring van 6 januari 2020 (FARR) blijkt dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Daarin is opgenomen dat [naam slachtoffer] vanwege scheefstand van het oog tweemaal is geopereerd waarbij diverse oogspieren werden behandeld. De controle na de laatste operatie toonde nog een kleine verticale restafwijking. Tot slot is in de medische verklaring opgenomen dat ten tijde van de laatste controle werd beschreven dat de stand van het oog in de toekomst weer kan veranderen, waardoor aanvullend chirurgisch ingrijpen mogelijk wederom noodzakelijk is. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat voor de mishandeling door de verdachte al sprake was van dit letsel bij [naam slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 3 september 2017 te Rotterdam (haar kleinkind) [naam slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal (met kracht)
  • die [naam slachtoffer] vast te pakken bij het haar en (vervolgens)
  • te trekken aan het haar en (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] omhoog te tillen/trekken aan het haar en (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] door elkaar te schudden en (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] tegen de grond en bank te duwen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) letsel aan de ogen ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Standpunten officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van alle ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
Gedragsneuroloog prof. dr. C. Jonker heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn bij de verdachte aanwijzingen voor het bestaan van hersenorganisch lijden, in het bijzonder een (post)ictale psychose. Bij het gedragsneurologisch onderzoek zijn er afwijkingen gevonden. De medische voorgeschiedenis vermeldt dat de huisarts eenmaal afwijkend gedrag bij de verdachte heeft waargenomen gekenmerkt door ‘acute dronkenschap’ en praten met dubbele tong. Het EEG is sterk verdacht voor epilepsie met vooral focale afwijkingen rechts fronto-centro-temporaal. De MRI-Schedel toont aanwijzingen voor mesiale temporale sclerose rechts. Mesiale temporale sclerose is (zenuw)celverlies en littekenvorming diep in de temporaalkwab van de hersenen. Mesiale temporale sclerosis is een oorzaak van temporale epilepsie. De verdachte is hierdoor dus gevoelig voor het ontstaan van epileptische aanvallen.
Het is waarschijnlijk dat het gedrag van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed is geweest door een (post)ictale psychose door epileptische activiteit in de rechter temporaal kwab uitgaande van mesiale temporale sclerose rechts. Het is niet uitgesloten dat er een kortdurende absence (= gering epileptisch insult) van 1-2 minuten vooraf is gegaan aan de psychotische episode. In dat geval is sprake van een postictale psychose. Ook is het mogelijk dat sprake is geweest van een ictale psychose, met andere woorden een epileptische manifestatie gekenmerkt door verward, psychotisch gedrag. De amnesie over het tenlastegelegde is het gevolg van de (post)ictale psychose. Opmerkelijk is dat de verdachte niet bekend is met epileptische manifestaties, met uitzondering wellicht van de waarneming in het journaal van de huisarts over acuut ontstaan van ‘dronken gedrag’. Waarschijnlijk is de (post)ictale psychose geluxeerd door de bijzondere omstandigheid van grote stress door de vechtscheiding in combinatie met alcoholgebruik ten tijde van het ten laste gelegde (enkele biertjes). Door de (post)ictale psychose was zij niet in staat haar handelen te toetsen aan een adequaat referentiekader van normen en waarden. Het hersenorganisch lijden, in casu de (post)ictale psychose heeft derhalve geleid tot een inperking van haar keuzevrijheid.
Klinisch psycholoog drs. R.K.F. Lemmens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 januari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Tijdens het psychologische onderzoek werd al snel duidelijk dat bij de verdachte sprake is van neuropsychologische dysfuncties, samenhangend met een stoornis van de hersenfuncties. Middels onderzoek door de mederapporteur, gedragsneuroloog C. Jonker, is vast komen staan dat sprake is van een vorm van epilepsie. Dit is een ziekelijke stoornis.
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was de epilepsie aanwezig en actueel in de vorm van een kortdurende absence en post-ictale psychotische stoornis. Bij de verdachte is tijdens het ten laste gelegde sprake geweest van een manifestatie van haar epilepsie (geluxeerd door stress en alcoholgebruik), in de vorm van post-ictale verwardheid (psychotische toestand). Deze toestand heeft haar gedrag volledig aangestuurd en bepaald. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in het geheel niet toe te rekenen.
Gedragsneuroloog prof. dr. C. Jonker is op de terechtzitting van 8 januari 2020 als deskundige gehoord en heeft zijn rapport uitgebreid toegelicht. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Uit de MRI-scan van de schedel van de verdachte is gebleken dat er op een specifiek deel van de hersenen, de temporaalkwab, een litteken zit. Zo’n litteken is een focus voor het ontstaan van epilepsie. Er is een EEG gemaakt en op die plek is de EEG uitermate onrustig. Vanuit die focus kan een epileptische aanval ontstaan. Daarbij komt de verklaring van de ex-man van de verdachte dat er in het verleden meerdere keren een kort moment is geweest van gedrag dat lijkt op dronkenschap terwijl zij niet gedronken had.
De verdachte heeft zelf iets dergelijks verklaard over het moment van het ten laste gelegde.
Dergelijk gedrag is kenmerkend voor aanvallen die vanuit dat litteken kunnen ontstaan.
Door het litteken is de verdachte gevoelig voor epileptische luxatie. Dit kan worden getriggerd door alcoholgebruik. De mate van alcoholgebruik maakt daarvoor niet uit. Zij had ook stress als gevolg van de vechtscheiding, maar in hoeverre stress hiervoor een trigger kan zijn, is onduidelijk.
Bij de klassieke epileptische aanval is sprake van het trillen van armen en benen en kan de persoon die die aanval krijgt vervolgens niets meer doen. Dit is een ander type epilepsie. Bij dit type treedt vaak eerst een korte voorbode (absence) op en daarna kan sprake zijn van psychotische verwardheid en (daarbij) van agressief gedrag. Ten tijde van een aanval en de psychotische toestand net na de aanval weet de betreffende persoon niet wat hij of zij doet. Ook kan diegene zich niets herinneren van de aanval en de handelingen die hij of zij daarbij heeft verricht. Dat komt overeen met wat de verdachte heeft verklaard. Ook zij heeft verklaard dat zij zich hiervan niets meer kan herinneren.
Het gedrag van de verdachte is niet te verklaren vanuit enkel het alcoholgebruik. Bij alcoholgebruik treedt niet ineens een acuut moment op waarbij dergelijke handelingen worden verricht. Gelet op het verloop van de aanval en de helderheid van de verdachte toen zij verhoord werd, zijn er ook geen aanwijzingen dat zij ten tijde van het delict heel veel alcohol had gebruikt. De uitkomsten van het gedragsneurologisch onderzoek, het verloop van de aanval en de mystieke uitroepen tijdens de aanval, in combinatie met de voorgeschiedenis van de verdachte en de helderheid van de verdachte toen zij verhoord werd, leiden tot de conclusie dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit de epilepsie aanwezig was en actueel was in de vorm van een kortdurende absence en post-ictale psychotische stoornis.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de gedragsneuroloog en de klinisch psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. Gelet op de duidelijke rapporten van deze deskundigen en de uitgebreide en heldere toelichting van de gedragsneuroloog op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat zij niet anders kan dan deze conclusies overnemen. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat wordt geoordeeld dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dit feit in verband daarmee in het geheel niet aan haar kan worden toegerekend. Zij is daarom niet strafbaar en zal dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Conform de vordering van de officier van justitie, zal er geen maatregel worden opgelegd, omdat dit niet is geadviseerd door de deskundigen.

7.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger (moeder) [naam] , bijgestaan door mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Putten, ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van (na weglating van een dubbeltelling van € 111,28) € 1.602,28 voor geleden materiële schade (waarvan € 711,28 toekomstig) en een vergoeding van € 8.000,- voor geleden immateriële schade. Verzocht is de vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verzocht is de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van verzochte vergoedingen voor toekomstige materiële schade, zodat dat deel van de vordering nog kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente, zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, althans niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor zover die ziet op:
  • de posten aan materiële schade in verband met het oogletsel, omdat dit oogletsel niet het gevolg is van het ten laste gelegde; en
  • toekomstige materiële schade.
Gesteld is dat de vordering voor het overige kan worden toegewezen. Verzocht is wel de vergoeding voor geleden immateriële schade te matigen.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zoals hiervoor is overwogen, staat ook vast dat het oogletsel bij [naam slachtoffer] het rechtstreekse gevolg is van dit feit. Ook de daarmee verband houdende posten aan materiële schade komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Verder is de gestelde huidige materiële schade door de verdachte niet weersproken. Ook is deze schade onderbouwd. Het betreft kosten voor het opvragen van de medische dossiers van [naam slachtoffer] , parkeerkosten en reiskosten in verband met de ziekenhuisbezoeken en reiskosten in verband met het bezoek van de moeder van [naam slachtoffer] aan het politiebureau op 6 september 2019 voor het afleggen van een verklaring, besprekingen met de advocaat, een gesprek met de officier van justitie en het bijwonen van de zitting van 8 januari 2020. Daarom zal de vordering worden toegewezen voor wat betreft de gestelde huidige materiële schade van (in totaal) € 891,-. De verzochte vergoeding voor toekomstige materiële schade van (in totaal) € 711,28,- is niet voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien daarvan zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 6.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Daarbij wordt meegewogen dat op dit moment nog niet duidelijk of er meer oogoperaties nodig zijn en of sprake is van blijvend oogletsel. [naam slachtoffer] is nog onder behandeling en nader onderzoek zal dat nog moeten uitwijzen.
Wettelijke rente en kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 september 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 7.391,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat er geen straf of maatregel wordt opgelegd, kan de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht niet worden opgelegd.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 7.391,- (zegge: zevenduizend driehonderdeenennegentig euro), bestaande uit € 891,- aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 03 september 2017 te Rotterdam aan (haar kleinkind) [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) letsel aan de ogen en/of de hersenen en/of het hoofd en/of een kale plek op het hoofd, heeft toegebracht door meermalen, althans éénmaal (met kracht)
  • die [naam slachtoffer] vast te pakken bij het haar en/of (vervolgens)
  • te trekken aan het haar en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] omhoog te tillen/trekken aan het haar en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] door elkaar te schudden en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] tegen de grond en/of bank te duwen;
art 302 1 id 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 03 september 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (haar kleinkind) [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans éénmaal (met kracht)
  • die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt bij het haar en/of (vervolgens)
  • aan het haar heeft getrokken en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] aan het haar omhoog heeft getiId/gotrokken en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] door elkaar heeft geschud en/of
  • die [naam slachtoffer] tegen de grond en/of bank heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 03 september 2017 te Rotterdam (haar kleinkind) [naam slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal (met kracht)
  • die [naam slachtoffer] vast te pakken bij het haar en/of (vervolgens)
  • te trekken aan het haar en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] omhoog te tillen/trekken aan het haar en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] door elkaar te schudden en/of (vervolgens)
  • die [naam slachtoffer] tegen de grond en/of bank te duwen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) letsel aan de ogen en/of de hersenen en/of het hoofd en/of een kale plek op het hoofd ten gevolge heeft gehad;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht