De Wvggz geeft niet de mogelijkheid om de verplichte zorg zoals opgelegd bij de crisismaatregel, bij de beoordeling van een verzoek tot voortzetting ervan, ambtshalve te wijzigen. De ambtshalve wijziging van een zorgmachtiging op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard op de voortzetting crisismaatregel.
Afwijzing van een dergelijk verzoek voortzetting crisismaatregel die verder voldoet aan de wettelijke vereisten, is onwenselijk. Een zorgmachtiging kan immers niet worden afgewacht terwijl reeds bij voorbaat duidelijk is dat verplichte zorg voor de duur van maximaal drie dagen ter afwending van een noodsituatie op grond van artikel 8:12 lid 1 Wvggz evenzeer ontoereikend zal zijn. Dit heeft echter tot gevolg dat het een aantal weken kan duren voordat aanvullende verplichte zorg die bij de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel nodig is gebleken, kan worden opgelegd. De rechtbank sluit uit dat dit de bedoeling is geweest van de wetgever.
Daarnaast en anders dan deze rechtbank heeft besloten bij mondelinge uitspraak op 27 januari 2020, dient art. 8:18 Wvggz zó te worden uitgelegd dat de geneesheer-directeur een lopende voortzetting crisismaatregel slechts op twee gronden kan beëindigen, namelijk indien het doel van verplichte zorg is bereikt of indien niet langer wordt voldaan aan het criterium voor verplichte zorg. Van geen van deze gronden is sprake en daarom kan de geneesheer-directeur de voortzetting crisismaatregel van 16 januari 2020 niet beëindigen. De beëindiging van 28 januari 2020 is daarom niet rechtsgeldig.
De rechtbank gaat ervan uit dat het mogelijk moet zijn om aanvullende verplichte zorg die nodig is om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te kunnen wegnemen, op te leggen in een situatie dat een verzoek zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
Hoewel anders dan bij een zorgmachtiging (artikel 6:6 lid 4 Wvggz) artikel 7:10 Wvggz niet voorziet in het vervallen van een voortzetting crisismaatregel als een nieuwe crisismaatregel ten uitvoer wordt gelegd, is de rechtbank van oordeel dat het systeem van de wet dat rechtsgevolg wel beoogt. De tenuitvoerlegging van een nieuwe crisismaatregel doet daarom een lopende voortzetting crisismaatregel van eerdere datum vervallen.
Dit heeft tot gevolg dat onderhavig verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ontvankelijk is.