ECLI:NL:RBROT:2020:2794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/10/590470 / FA RK 20-513
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die in een psychotische toestand verkeert en weigert noodzakelijke behandeling. De officier van justitie had op 29 januari 2020 een verzoekschrift ingediend voor de voortzetting van de crisismaatregel, die eerder door de burgemeester van Rotterdam was afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder risico op ernstig lichamelijk letsel voor anderen en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat de Wvggz niet toestaat dat de geneesheer-directeur de machtiging beëindigt om andere redenen dan in de wet omschreven. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is en verleent de machtiging voor een periode van drie weken. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 18 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590470 / FA RK 20-513
Patiëntnummer: [nummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 januari 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier met bijlagen, ingekomen op 29 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • mr. R.J.A. Segerink, officier van justitie;
  • drs. [naam 1] , geneesheer-directeur van Antes, onderdeel van Parnassia Groep;
  • drs. [naam 2] , psychiater, drs. [naam 3] , arts, en [naam 4] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Antes, locatie Bouman;
  • [naam 5] , jurist, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Ontvankelijkheid
2.1.1.
Op 17 januari 2020 werd door de burgermeester van Rotterdam ten laste van betrokkene een crisismaatregel afgegeven. Hierop werd op 22 januari 2020 een verzoekschrift ten behoeve van de voortzetting van deze crisismaatregel toegewezen tot en met 12 februari 2020. Deze maatregel werd echter door de behandelaar ontoereikend bevonden en hierop werd een nieuwe crisismaatregel verzocht en door de burgemeester van Rotterdam op 23 januari 2020 afgegeven. Het verzoekschrift ten behoeve van de voortzetting van deze tweede crisismaatregel werd op 27 januari 2020 afgewezen door deze rechtbank omdat een reeds bestaande voortzetting crisismaatregel – die van 22 januari 2020 – nog niet was beëindigd. Daarom is door de geneesheer-directeur de voortzetting crisismaatregel van 22 januari 2020 op 28 januari 2020 beëindigd en werd de onderhavige crisismaatregel verzocht die de burgemeester van Rotterdam op diezelfde datum heeft afgegeven.
Omdat er onduidelijkheid bestaat over hoe moet worden gehandeld indien een reeds afgegeven voortzetting crisismaatregel ontoereikend wordt bevonden, overweegt de rechtbank als volgt.
De Wvggz geeft niet de mogelijkheid om de verplichte zorg zoals opgelegd bij de crisismaatregel, bij de beoordeling van een verzoek tot voortzetting ervan, ambtshalve te wijzigen. De ambtshalve wijziging van een zorgmachtiging op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard op de voortzetting crisismaatregel.
Afwijzing van een dergelijk verzoek voortzetting crisismaatregel die verder voldoet aan de wettelijke vereisten, is onwenselijk. Een zorgmachtiging kan immers niet worden afgewacht terwijl reeds bij voorbaat duidelijk is dat verplichte zorg voor de duur van maximaal drie dagen ter afwending van een noodsituatie op grond van artikel 8:12 lid 1 Wvggz evenzeer ontoereikend zal zijn. Dit heeft echter tot gevolg dat het een aantal weken kan duren voordat aanvullende verplichte zorg die bij de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel nodig is gebleken, kan worden opgelegd. De rechtbank sluit uit dat dit de bedoeling is geweest van de wetgever.
Daarnaast en anders dan deze rechtbank heeft besloten bij mondelinge uitspraak op 27 januari 2020, dient art. 8:18 Wvggz zó te worden uitgelegd dat de geneesheer-directeur een lopende voortzetting crisismaatregel slechts op twee gronden kan beëindigen, namelijk indien het doel van verplichte zorg is bereikt of indien niet langer wordt voldaan aan het criterium voor verplichte zorg. Van geen van deze gronden is sprake en daarom kan de geneesheer-directeur de voortzetting crisismaatregel van 16 januari 2020 niet beëindigen. De beëindiging van 28 januari 2020 is daarom niet rechtsgeldig.
De rechtbank gaat ervan uit dat het mogelijk moet zijn om aanvullende verplichte zorg die nodig is om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te kunnen wegnemen, op te leggen in een situatie dat een verzoek zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
Hoewel anders dan bij een zorgmachtiging (artikel 6:6 lid 4 Wvggz) artikel 7:10 Wvggz niet voorziet in het vervallen van een voortzetting crisismaatregel als een nieuwe crisismaatregel ten uitvoer wordt gelegd, is de rechtbank van oordeel dat het systeem van de wet dat rechtsgevolg wel beoogt. De tenuitvoerlegging van een nieuwe crisismaatregel doet daarom een lopende voortzetting crisismaatregel van eerdere datum vervallen.
Dit heeft tot gevolg dat onderhavig verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ontvankelijk is.
2.2.
Criteria crisismachtiging
2.2.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.2.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan of aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel voor een ander, ernstige psychische schade en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang. Betrokkene verkeert in een psychotische toestand, hetgeen schadelijk is voor het brein zonder behandeling met antipsychotica. Betrokkene weigert noodzakelijke behandeling hiervoor. Daarnaast is sinds de opname geen verbetering opgetreden ten aanzien van de zelfzorg en is sprake geweest van fysieke agressie richting verplegend personeel.
2.2.3.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychose.
2.2.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3.
Verplichte zorg
2.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende in de crisismaatregel genoemde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.3.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.3.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.4.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.3.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 februari 2020.
Deze beschikking is op 30 januari 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 18 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.