ECLI:NL:RBROT:2020:2834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
C/10/593411 / FA RK 20-1848
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met Alzheimer

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 18 maart 2020. De burgemeester van Sliedrecht had op 17 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2020 zijn zowel de cliënt als haar advocaat en een arts van de zorginstelling gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt, die gedesoriënteerd is en geen ziektebesef heeft, zich verzet tegen de voortzetting van de inbewaringstelling. Er is echter een ernstig vermoeden dat haar gedrag, veroorzaakt door haar psychogeriatrische aandoening, kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel of verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het dreigende nadeel te voorkomen, aangezien de thuissituatie onhoudbaar is en de zorg door haar partner en kinderen niet langer kan worden geboden. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling tot en met 4 mei 2020.

Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 30 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593411 / FA RK 20-1848
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam betrokkene], cliënt,
geboren op [geboortedatum betrokkene] ,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Rivas, locatie Waerthove te Sliedrecht,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 17 maart 2020;
 de verklaring van drs. P.E. Brussaard, arts, van 17 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 J. de Waard, arts, verbonden aan Rivas, locatie Waerthove.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 17 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Sliedrecht ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er is geen ziektebesef en -inzicht bij cliënt. Zij weigert de thuiszorg. Cliënt is gedesoriënteerd in tijd en persoon. Zo denkt ze dat wij leven in het jaar 1963 en ziet zij haar dochter aan voor haar zus. Cliënt wordt voornamelijk aan het einde van de dag onrustig en angstig. Zij herkent haar eigen partner dan niet meer. Onlangs heeft dit tot gevolg gehad dat zij hem uit angst heeft geslagen. Ook vertoont zij dwaalgedrag.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Het steunsysteem is overbelast en cliënt weigert om naar de dagbesteding te gaan. Cliënt heeft 24-uurs zorg en begeleiding nodig. De thuissituatie is inmiddels onhoudbaar geworden. Haar kinderen en partner kunnen de zorg niet langer dragen. Partner is onlangs ontslagen uit het ziekenhuis en blijft met ernstige lichamelijke klachten kampen.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van de inbewaringstelling in de accommodatie. Ter zitting verklaart cliënt immers dat zij naar haar eigen woning wil.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 mei 2020.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 30 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.