ECLI:NL:RBROT:2020:2864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/10/593340 / FA RK 20-1811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerdere crisismaatregel die op 16 maart 2020 was opgelegd. De betrokkene, die in Rotterdam verblijft, vertoonde ernstig verontrustend gedrag en had een geschiedenis van medische problemen, waaronder een hersentumor en diabetes. De rechtbank oordeelde dat er onmiddellijk dreigend nadeel was, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat de betrokkene niet in staat was adequaat voor zichzelf te zorgen. De officier van justitie had verschillende bijlagen ingediend ter ondersteuning van het verzoek, waaronder medische verklaringen en politiegegevens.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2020 werd de betrokkene gehoord, samen met haar advocaat en enkele zorgverleners. De rechtbank concludeerde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur had van drie weken. De rechtbank bepaalde dat verplichte zorg, waaronder het toedienen van voeding en medicatie, noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en schriftelijk uitgewerkt op 25 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593340 / FA RK 20-1811
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Nieuwe Binnenweg aan de Nieuwe Binnenweg 35, 3014 GD te Rotterdam,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 16 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 16 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. M.A.V. van Verschuer, psychiater, van 16 maart 2020;
 het episode journaal;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 maart 2020.
Bij die gelegenheid zijn (als maatregel tegen het coronavirus) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 drs. [naam arts] , arts in opleiding tot specialist, verbonden aan Parnassia Groep;
 [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. Betrokkene komt oorspronkelijk uit Zutphen en is naar eigen zeggen in Rotterdam om een vriendin te bezoeken. Zij is onlangs opgenomen geweest in het Sint Antonius ziekenhuis aan de Nieuwe Binnenweg om te revalideren. Zij is daar begonnen met het weigeren van behandeling van haar diabetes. Zij weigert insuline te spuiten vanuit paranoïde gekleurd denken, zij heeft gering ziekte inzicht en denkt dat de behandelaars haar proberen te vergiftigen. Daarnaast reageert betrokkene geagiteerd en is er sprake van decorumverlies, betrokkene liep naakt over de afdeling. Acuut dreigend ernstig nadeel komt in de eerste plaats voort uit het onbehandeld laten van de hersentumor en de diabetes. Hieruit kan ernstig lichamelijk letsel of levensgevaar volgen. Daarnaast is betrokkene niet in staat adequaat voor zichzelf te zorgen en dreigt ernstige verwaarlozing.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een op dit moment nog niet gediagnosticeerde psychische stoornis. Behandelaar geeft ter zitting aan dat duidelijk is dat de gedragsverandering bij betrokkene niet voortkomt uit de hersentumor. Er zal dus nader onderzoek moeten worden gedaan naar de oorzaak van gedragsverandering.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 april 2020.
Deze beschikking is op 20 maart 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 25 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.