ECLI:NL:RBROT:2020:2922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
C/10/593066 / FA RK 20-1688
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 16 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], die verblijft in Verpleeghuis Het Parkhuis te Dordrecht. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 12 maart 2020, met bijlagen waaronder een beschikking van de burgemeester en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling is de cliënt telefonisch gehoord, maar zij gaf geen eenduidige antwoorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel door het gedrag van de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Dit gedrag heeft geleid tot agressie en overlast in haar thuissituatie, wat haar opname in het verpleeghuis noodzakelijk maakte. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 27 maart 2020. De beschikking is op 16 maart 2020 mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 23 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593066 / FA RK 20-1688
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Verpleeghuis Het Parkhuis te Dordrecht,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 12 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van 11 maart 2020;
- de medische verklaring van Voogt-Bode, psychiater, van 11 maart 2020;
- het episodejournaal;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 13 februari 2020;
- de aanvraag voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van het CIZ van 12 maart 2020;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam.
Bij die gelegenheid zijn (als maatregel tegen het coronavirus) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 drs. [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde, drs. [naam 2] , arts, en
[naam 3] , verzorgster op de afdeling, allen verbonden aan Verpleeghuis Het Parkhuis.
1.3.
Cliënt wilde in eerste instantie niet gehoord worden. De specialist ouderengeneeskunde heeft betrokkene vervolgens op de gang gesproken en de telefoon aan haar gegeven waardoor er toch telefonisch contact heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank heeft vragen aan cliënt kunnen stellen, maar kreeg daarop geen eenduidig antwoord. De mondelinge behandeling van het verzoek is vervolgens voortgezet zonder dat cliënt daarbij aanwezig was.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 11 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Sliedrecht ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. In de thuissituatie was er bij cliënt sprake van forse agressie jegens haar familieleden. Voorts is zij meerdere keren ’s nachts gaan dwalen, waarmee zij overlast heeft veroorzaakt bij haar buren. Dit heeft ertoe geleid dat zij is opgenomen in een verpleeghuis. Op de afdeling vertoont cliënt ook agressief en onrustig gedrag. Zij is daarmee zowel een gevaar voor haar omgeving als voor zichzelf. Daarnaast is cliënt niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen, aldus de verzorgster van de afdeling ter zitting. Hier heeft zij hulp en begeleiding bij nodig. Het voortzetten van het verblijf in het verpleeghuis wordt noodzakelijk geacht omdat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt vertoont gedesoriënteerd gedrag in het verpleeghuis. Ook uit haar antwoorden op vragen van de rechtbank blijkt dat zij zich niet goed beseft waar zij is. Aangezien cliënt fysiek verzet toont in het verpleeghuis, neemt de rechtbank aan dat zij zich verzet tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 maart 2020.
Deze beschikking is op 16 maart 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 23 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.