Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
- u levert het gehuurde aan cliënte[Berkman, ktr]
op, zonder dat verdere aankondiging of opzegging van cliënte vereist is, op uiterlijk 30 september 2018; - oplevering van het gehuurde door u geschiedt bezemschoon en ontruimd én in tenminste de staat waarin het gehuurde zich in maart 2015 bevond. […];
- gebruik van het gehuurde door u geschiedt conform de voorwaarden en condities, zoals vastgelegd in de (opgezegde) huurovereenkomst […];”
3..Het geschil in conventie
- tot betaling aan C.W.N. van een bedrag van € 13.986,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 12.584,- vanaf 20 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
- tot betaling van € 968,- per maand ingaande 1 december 2019 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid;
- in de kosten van de procedure.
4..Het geschil in reconventie
- aan Berkman te betalen het bedrag van € 11.200,- dat zij te weinig heeft betaald aan huurvergoeding, berekend van oktober 2018 tot en met december 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
- aan Berkman te betalen de huurprijs van € 1.443,80 [lees: € 1.433,80, ktr] voor iedere maand vanaf oktober 2018 tot en met de maand waarin de ontruiming en oplevering plaatsvindt, vanaf iedere vervaldag te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
- in alle kosten van de procedure en de nakosten.
5..De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.9 Berkman heeft voorts gevorderd C.W.N. te veroordelen tot betaling aan haar van de maandelijkse huurprijs van € 1.443,80 vanaf oktober 2018 tot aan de maand waarin de ontruiming plaats zal vinden. C.W.N. betwist de verschuldigdheid van dit bedrag omdat zij, gelet op artikel 4.4 jo 10.4 van de huurovereenkomst, een huurbedrag van € 633,80 per maand was overeengekomen met Berkman. Dit verweer faalt. Ingevolge artikel 10.4 van de huurovereenkomst had C.W.N. recht op een beheersvergoeding. Echter volgens artikel 10.6 van de huurovereenkomst stopt het beheer van het tankstation zodra de overeenkomst is geëindigd. Nu onder 4.7 is vastgesteld dat de huurovereenkomst per 30 september 2018 is geëindigd is Berkman de beheersvergoeding niet meer aan C.W.N. verschuldigd op grond van de huurovereenkomst. Door C.W.N. is niet gesteld noch is anderszins gebleken op welke grond Berkman de beheersvergoeding alsnog verschuldigd is aan C.W.N. Zonder nadere toelichting valt dan ook niet in te zien op grond waarvan Berkman een beheersvergoeding aan C.W.N. verschuldigd is. Het door Berkman gevorderde huurbedrag van € 1.443,80 vanaf 1 oktober 2018 wordt dan ook toegewezen.”
6..De beslissing
: