ECLI:NL:RBROT:2020:2971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8149862 CV EXPL 19-7139
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van opdracht met betrekking tot vergunningaanvragen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2020, staat de vraag centraal of eiser tekortgeschoten is in de nakoming van een overeenkomst van opdracht. Eiser, die op 15 maart 2019 een overeenkomst van opdracht is aangegaan met gedaagden voor het indienen van vergunningaanvragen, vordert betaling van een bedrag van € 1.068,30, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Gedaagden hebben als verweer aangevoerd dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden omdat eiser tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht en dat gedaagden niet voldoende hebben onderbouwd dat eiser tekort is geschoten. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst niet terecht is ontbonden en dat gedaagden het overeengekomen bedrag aan eiser verschuldigd zijn. In reconventie hebben gedaagden gevorderd om de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te ontvangen, maar deze vordering is afgewezen. De rechtbank heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8149862 CV EXPL 19-7139
uitspraak: 9 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser 1] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats eiser 1] , gemeente [gemeente] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A.W. Niesert.

2..[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A.W. Niesert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser 1] ’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 31 oktober 2019, met producties;
de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
het tussenvonnis van 12 december 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2020.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
Partijen zijn op 15 maart 2019 een overeenkomst van opdracht aangegaan op grond waarvan [eiser 1] ten behoeve van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanvraag voor een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning voor [naam horecagelegenheid] te Dordrecht moest indienen bij de omgevingsdienst.
2.3
Voor de aanvraag van de vergunningen moesten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verschillende documenten aanleveren bij [eiser 1] . Tussen partijen is vanaf het sluiten van de overeenkomst onder meer het volgende per e-mail geschreven:
[gedaagde 2] aan [eiser 1] op 12 april 2019:

Hi [eiser 1] , we zijn er mee bezig! Ik hoop deze week nog iets te kunnen sturen naar je.
[eiser 1] aan [gedaagde 2] op 10 mei 2019:

[gedaagde 2]
Heb je al wat ?
en op 15 mei 2019

En?
[gedaagde 2] aan [eiser 1] op 19 mei 2019:

Hi [eiser 1] , sorry van de late reactie ik zit weinig op mijn mail.
Ik heb [gedaagde 1] gesproken die belt maandag even de boekhouder hoe het er voor staat omdat het zo lang duurt.
Je hoort me maandag!
2.4
In juni 2019 hebben partijen een afspraak gehad bij de omgevingsdienst voor het indienen van de vergunningaanvraag. Tijdens deze afspraak hebben partijen uiteindelijk het dossier voor de vergunningaanvraag niet ingediend, omdat het dossier nog niet volledig was.
2.5
Na de afspraak bij de gemeente - waar nog slechts enkele stukken ontbraken in het dossier - schrijft [eiser 1] op 22 juli 2019 en 31 juli 2019 het volgende aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] :

Beste [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
Ik weet niet wat er aan de hand is maar krijg geen antwoord meer op mijn mails en jullie hadden ook een gesprek met de Burgemeester maar hoor niets meer
en

Wat is nu de bedoeling? We hebben nog maar enkele stukken nodig en ik hoor niks meer. Ik heb dit nog nooit meegemaakt.
2.6
Op 1 augustus 2019 maakt [eiser 1] nogmaals aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kenbaar dat de gemeente contact met hem heeft opgenomen over het indienen van de vergunningaanvraag:

Heren zie hieronder de mail van de Gemeente
Ik heb geen antwoord hierop want jullie reageren op mijn telefoontjes en email ook niet. Zoals ik zei ik heb dit nog nooit meegemaakt en heb nog nooit gezien dat er een gemeente zoveel geduld met een ondernemer heeft.
Ik ga antwoorden dat het contact met jullie totaal verbroken is en dat ik het dossier heb gesloten want ook mijn goede naam gaat nu toch ernstig schade lijden. IK werd eerder in het gesprek met de Gemeente ook al flink aangevallen door de ambtenaar maar ik kon niet zeggen dat jullie uiterst laks zijn met het aanleveren van alle stukken.
Hierbij mijn factuur nogmaals en wens jullie veel succes. Het dossier zal ik bij het café afgeven nadat de betaling heeft plaatsgevonden.
2.7
Bij e-mailbericht van 27 augustus 2019 doet [eiser 1] een expliciet beroep op opschorting van zijn werkzaamheden:

Ook is nog steeds mijn factuur niet betaald terwijl ik wel 5x zoveel werk heb met jullie aanvraag. Ik ga weer wat doen als mijn factuur betaald is want het is echt een drama en straks kan ik achter mijn geld aan lopen bedelen. Normaal gesproken was ik er al mee gestopt maar omdat je het de vorige nog een keer hebt verzocht ben ik er verder mee gegaan. Maar het houd een keer op.
2.8
Op 2 oktober 2019 schrijft [gedaagde 1] het volgende aan [eiser 1] :

Goedemorgen [eiser 1] ,
Een tijdje geleden heb je alle stukken ontvangen die ingediend moeten worden bij de omgevingsdienst. Nu ben ik zelf gebeld door de omgevingsdienst en daar zal ik ook een mail over krijgen.
Onderstaande is wat ik vanuit hun te horen krijg:
De omgevingsdienst heeft meerdere malen geprobeerd contact met je zoeken wat niet gelukt is of waar ze totaal geen reactie terug hebben ontvangen van je.
Er zijn tot nu toe geen stukken ingediend, ook niet de stukken die je destijds al wel van ons ontvangen had.
Ze hebben mij gevraagd om voor vrijdag langs te komen met de spullen en dat ik deze kwestie zelf moet gaan oppakken omdat ze geen contact kunnen krijgen met je.
Zou je onze map kunnen langsbrengen in het café zodat ik deze hele kwestie zelf gaat oppakken, ook op aanwijzen van de omgevingsdienst.
Dankjewel.
2.9
[eiser 1] schrijft eveneens op 2 oktober 2019 in reactie op [gedaagde 1] het volgende:

Ik heb 24 uur per dag mijn telefoon aan staan ook omdat ik meer dan 200 portiers heb lopen dus dat ik niet bereikbaar ben is bullshit.
Ik heb jullie al meerdere mails gezonden dat ik nog enkele stukken nodig heb zodat ik het al weken geleden in had kunnen dienen maar krijg zoals gewoonlijk geen reactie ook wordt mijn factuur niet betaald zelfs nu ik hem bij de incasso heb neergelegd. Is er betaald zal ik jullie dossier overdragen (recht van retentie).

3..Het geschil in conventie

3.1
[eiser 1] vordert in conventie dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 1.068,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 907,50, vanaf 31 oktober 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2
[eiser 1] legt nakoming van de uit de tussen partijen gesloten overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting aan zijn vordering ten grondslag. Afgesproken was een bedrag van € 907,50 inclusief btw.
3.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren als verweer dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden omdat [eiser 1] tekort is geschoten. Daarmee is de betalingsverplichting komen te vervallen.

4..Het geschil in reconventie

4.1
[eiser 2] en [eiser 3] vorderen in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, om de overeenkomst van opdracht van 15 maart 2019 ontbonden te verklaren, althans te ontbinden, om [verweerder] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en om [verweerder] in de proceskosten te veroordelen.
4.2
[eiser 2] en [eiser 3] leggen aan hun vordering ten grondslag dat [verweerder] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst door zijn werkzaamheden te staken alvorens de kernverplichting was vervuld. Dit rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst, aldus [eiser 2] en [eiser 3] . Doordat [verweerder] niet is overgegaan tot het indienen van de vergunningaanvraag hebben [eiser 2] en [eiser 3] schade geleden in de vorm van dwangbevelen van de omgevingsdienst vanwege niet tijdige indiening van de aanvraag van de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning voor [naam horecagelegenheid] .
4.3
[verweerder] betwist dat hij is tekortgeschoten en stelt dat een eventuele tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.

5..De beoordeling

in conventie
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 15 maart 2019 aan [eiser 1] opdracht hebben gegeven om horecavergunningen aan te vragen ten behoeve van de overname van [naam horecagelegenheid] te Dordrecht tegen een vast bedrag van € 750,-. Voorts staat vast dat [eiser 1] in dit kader daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. In beginsel dienen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarom het overeengekomen bedrag te betalen, tenzij zij de overeenkomst terecht op 15 november 2019 buitengerechtelijk hebben ontbonden en de betalingsverplichting als gevolg daarvan is komen te vervallen.
5.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen in dit verband dat [eiser 1] tekort is geschoten in het uitvoeren van de opdracht omdat [eiser 1] de vergunningaanvragen uiteindelijk niet heeft ingediend c.q. omdat een (wel) ingediende aanvraag door de omgevingsdienst niet in behandeling is genomen omdat niet alle benodigde documenten waren aangeleverd. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nader gepreciseerd dat het tekortschieten er wat hen betreft met name in zit dat [eiser 1] al een gesprek met de omgevingsdienst heeft laten inplannen op het moment dat nog niet alle stukken compleet waren.
5.3
Nog daargelaten dat [eiser 1] hierover heeft verklaard dat tussen hem enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds is afgesproken dat laatstgenoemden de enkele nog ontbrekende stukken naar het gesprek met de omgevingsdienst mee zouden nemen, hetgeen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt betwist, levert het “vroegtijdig” plannen van een gesprek met de omgevingsdienst niet een tekortkoming op in de uitvoering van de opdracht. Ter zitting is namelijk duidelijk geworden dat het (volledige) dossier – dus inclusief de enkele nog ontbrekende stukken – eenvoudigweg alsnog kon worden ingediend zonder dat de vergunningaanvraag verdere vertraging zou oplopen. Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zouden hebben willen betogen dat de vergunningaanvraag te lang op zich heeft laten wachten omdat [eiser 1] niet alle benodigde documenten bij zich had, geldt dat uit de door beide partijen overgelegde e-mailcorrespondentie volgt dat het gaat om documenten die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dienen aan te leveren en dat [eiser 1] keer op keer om de desbetreffende documenten heeft verzocht. Samengevat hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun stelling dat [eiser 1] tekort is geschoten onvoldoende onderbouwd. Derhalve was en is er geen grond om de overeenkomst (buitengerechtelijk) te ontbinden en ligt de overeengekomen hoofdsom voor toewijzing gereed.
5.4
Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich erop beroepen dat de genoemde hoofdsom nimmer opeisbaar is geworden omdat de vergunningaanvraag uiteindelijk door [eiser 1] niet is ingediend, wordt dit verworpen. Zoals blijkt uit het hiervoor overwogene had de vergunningaanvraag compleet ingediend kunnen worden hetzij tijdens het gesprek met de omgevingsdienst hetzij korte tijd daarna. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet onderbouwd dat het niet indienen van de aanvraag door [eiser 1] op enigerlei wijze aan [eiser 1] te wijten zou zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ter zitting terecht erkend dat zij het overeengekomen bedrag verschuldigd zouden zijn na het indienen van de vergunningaanvraag. Ook dit staat dus niet aan toewijzing van de hoofdsom in de weg.
5.5
Nu de overeenkomst van opdracht is afgesloten tussen twee zakelijke partijen en betrekking heeft op een dienstverlening die met btw is belast moet ervan worden uitgegaan dat het afgesproken bedrag van € 750,- een bedrag exclusief btw betreft. Derhalve kan een bedrag van
€ 907,50 worden toegewezen.
5.6
De wettelijke handelsrente wordt gevorderd vanaf de datum dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betaling van de factuur in verzuim zijn gekomen. Volgens [eiser 1] is dit geweest op de 15e dag na de door hem verzonden aanmaning van 22 juli 2019. Dit is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet betwist. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weliswaar nog gewezen op het door de kantonrechter eerder besproken punt dat de aanmaning een onjuiste datum en een onjuist restantbedrag bevatte, maar zij hebben tegelijkertijd erkend dat zij wel begrepen dat dit om het in de aanmaning genoemde factuurnummer en factuurbedrag ging. Andere facturen van [eiser 1] waren er overigens ook niet. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen vanaf 6 augustus 2019.
5.7
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen op grond van het bepaalde in artikel 6:96 BW. Dit bedrag is berekend conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
5.8
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in conventie in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld op de wijze als hieronder in de beslissing weergegeven.
in reconventie
5.9
Hierboven is al overwogen dat en waarom niet is komen vast te staan dat [verweerder] tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht. In verband daarmee dient de gevorderde ontbondenverklaring c.q. de vordering om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan te worden afgewezen en is er ook geen grond voor toewijzing van enig bedrag aan schadevergoeding.
5.1
[eiser 2] en [gedaagde 2] zullen ook in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk – des dat wanneer de één betaalt de ander voor dat deel zal zijn bevrijd – aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 1.043,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 907,50 vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1] vastgesteld op € 231,- aan griffierecht, € 85,21 aan dagvaardingskosten en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 120,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645