ECLI:NL:RBROT:2020:2973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8279024 VV EXPL 20-6
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot ontruiming van gehuurde bij huurachterstand en staken van exploitatie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Beringhem Bennekom B.V. en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. Beringhem vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van het gehuurde pand vanwege een huurachterstand en het staken van de exploitatie. De gedaagde was op 13 februari 2020 gedagvaard, maar is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Beringhem een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de gedaagde sinds december 2019 geen huur heeft betaald en de exploitatie van het gehuurde heeft gestaakt. De kantonrechter heeft de vordering van Beringhem grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die als ongegrond zijn beoordeeld. De gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en moet een totaalbedrag van € 15.900,- aan Beringhem betalen, inclusief huurachterstand, waarborgsom en boetes. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten en buitengerechtelijke kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8279024 VV EXPL 20-6
uitspraak: 19 maart 2020
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beringhem Bennekom B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. de Jongh.
tegen
[gedaagde] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Beringhem’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van het volgende processtuk:
  • de dagvaarding van 13 februari 2020, met producties,
  • de aantekening van de griffier dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020,
  • het vonnis in kort geding van 6 maart 2020,
  • de namens Beringhem ter rolle van 12 maart 2020 genomen akte, met kopie uit de Staatscourant.
1.1
[gedaagde] is op 13 februari 2020 gedagvaard om op 21 februari 2020 te verschijnen. In zoverre terugkomend op hetgeen hierover in het vonnis van 6 maart 2020 is geoordeeld, ligt in de omstandigheid dat de voorzieningenrechter een dagbepaling heeft gegeven besloten dat aan Beringhem een verkorte dagvaardingstermijn is verleend. Ten tijde van het geven van de dagbepaling was het de kantonrechter nog niet bekend dat [gedaagde] geen bekende woon- of verblijfplaats meer had. Indien de kantonrechter hier wel mee bekend zou zijn geweest, zou hij in het kader van een belangenafweging tot dezelfde beslissing zijn gekomen (het verlenen van een verkorte dagvaardingstermijn). [gedaagde] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.

2.De vordering

2.1
Beringhem vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld:
  • om het gehuurde, staande en gelegen op de begane grond aan de [adres] te Dordrecht, binnen 3 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, met alle zich daarin bevindende personen te verlaten en te ontruimen en het gehuurde onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije beschikking van Beringhem te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] met die ontruiming in gebreke blijft, met machtiging van Beringhem om die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met politiehulp en alles op kosten van [gedaagde] ;
  • om aan Beringhem te betalen een bedrag van € 7.500,- ter zake van huurpenningen december 2019 en januari en februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020;
  • om aan Beringhem betalen een bedrag van € 5.000,-, zijnde de contractueel overeengekomen waarborgsom;
  • om aan Beringhem te betalen een bedrag van € 900,- aan contractueel verbeurde boetes;
  • om aan Beringhem te betalen een bedrag van € 909,- aan buitengerechtelijke kosten;
  • om aan Beringhem te betalen de maandelijks door [gedaagde] verschuldigde huurpenningen van € 2.500,- vanaf 1 maart 2020 totdat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd c.q. het gehuurde door gedaagde is ontruimd, een ingegane maand voor een hele gerekend;
  • met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2
Beringhem legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgekomen in het betalen van de huurpenningen vanaf december 2019. Daarnaast komt [gedaagde] ook andere verplichtingen uit de huurovereenkomst niet na, te weten de exploitatieplicht en het betalen van de overeengekomen waarborgsom.

3.De beoordeling

3.1
Bij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als de onderhavige dient te worden beoordeeld of Beringhem een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet mag worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Bij die beoordeling dienen in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering van Beringhem in een bodemprocedure toegewezen zal worden, het belang van Beringhem bij het treffen van de voorziening en de gevolgen voor [gedaagde] bij het ten onrechte treffen daarvan.
3.2
Naar het oordeel van de kantonrechter is het spoedeisend belang van Beringhem erin gelegen dat [gedaagde] geen huur heeft betaald vanaf de maand dat Beringhem de verhuurder van [gedaagde] is geworden en dat [gedaagde] tevens de exploitatie van het café heeft gestaakt.
3.3
Ten tijde van de mondelinge behandeling in deze zaak was sprake van een huurachterstand van drie maanden. Deze omstandigheid naast het staken van de exploitatie rechtvaardigt in de bodemzaak de ontbinding van de huurovereenkomst. Vooruitlopend hierop zal [gedaagde] worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde over te gaan. De gevorderde dwangsom zal bij gebrek aan belang worden afgewezen nu Beringhem met behulp van het onderhavige kort geding vonnis een executoriale titel in handen heeft om de ontruiming te doen bewerkstelligen. De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] , desnoods met politiehulp, zal eveneens worden afgewezen omdat ingevolge artikel 556 lid 1 en 557 Rv jo. art. 444 Rv de deurwaarder zelf de politie kan inschakelen indien nodig. Ook de veroordeling om de kosten van de ontruiming reeds aan gedaagde in rekening te brengen wordt afgewezen. Op grond van artikel 237 lid 3 Rv worden alleen kosten toegewezen die voor de uitspraak zijn gemaakt. De onderhavige kosten liggen in de toekomst en het is volstrekt niet in te schatten of en, zo ja, hoeveel die kosten zullen bedragen. Deze kosten kunnen derhalve niet op grond van artikel 237 lid 4 Rv worden toegewezen.
3.4
De buitengerechtelijke incassokosten ad € 909,- zijn berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zij zullen worden toegewezen op grond van het bepaalde in artikel 6:96 BW.
3.5
De overige vorderingen komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen worden toegewezen. Ten tijde van het wijzen van dit vonnis is ter zake van achterstallige huur een bedrag van € 10.000,- verschuldigd (december 2019 tot en met maart 2020). De wettelijke rente over de eerste drie maanden zal worden toegewezen met ingang van 13 februari 2020 zoals gevorderd. De wettelijke rente over de maand maart 2020 zal worden toegewezen met ingang van 1 maart 2020, zijnde de datum van verzuim.
3.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig aan het vonnis voldoet worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4.De beslissing

De kantonrechter
:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde, staande en gelegen op de begane grond aan de [adres] te Dordrecht binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen te verlaten en te ontruimen en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije beschikking van Beringhem te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Beringhem te betalen een bedrag van € 15.900,- (huur over de periode van december 2019 tot en met maart 2020, waarborgsom en drie maanden boete), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 7.500,- vanaf 13 februari 2020 en over een bedrag van € 2.500,- vanaf 1 maart 2020, telkens tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] aan Beringhem te betalen een bedrag van € 2.500,- per maand vanaf 1 april 2020 totdat het gehuurde door [gedaagde] is ontruimd, een ingegane maand voor een hele gerekend;
veroordeelt [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten van € 909,-;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Beringhem vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 118,08 aan dagvaardingskosten en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645